Markten: afpersing en te sabel
Marktplaatsen hebben altijd een belangrijke functie gehad in het economische en sociale leven. In een stad vindt men ze meestal op een centrale of gemakkelijk toegankelijke plaats. Markten verbinden vaak belangrijke uitvalswegen. Ze hebben dikwijls de naam van de handel die er wordt gedreven of die er in vroegere jaren plaatsvond: schapenmarkt, paardenmarkt, veemarkt, vismarkt, kaasmarkt en lakenmarkt. Markten verliepen overigens niet altijd even vreedzaam.
Markten als koopcentrum
Eeuwenlang was de markt het centrum waar handelaren probeerden hun producten aan de man te brengen. En natuurlijk werden de transacties beklonken met een glas. Veel markten kenden rondom herbergen, dranklokalen en hotels. Om marktlieden die het niet zo goed was vergaan tegemoet te komen, werd zelfs in het oudste stadsrecht van de stad ’s Hertogenbosch bepaald dat zij de rekening van de wijnman ook de volgende dag vóór twaalf uur mochten voldoen.
Andere zaken aan de markt hadden eveneens een duidelijke relatie met wat zich op het plein afspeelde. De boeren en boerinnen konden nadat zij hun producten verkocht hadden hun geld meteen uitgeven in de winkels rondom of in de directe nabijheid van de markt.
Bloedavond in 's Hertogenbosch
Al eeuwen lang moeten de kooplieden tol of marktgelden aan de stad betalen. Dat dit niet altijd zonder slag of stoot is gegaan bewijst de geschiedenis van de markt in sommige steden.
Zo werd op 20 augustus 1891, na wekenlange ongeregeldheden in de stad ’s Hertogenbosch, een dramatisch hoogtepunt bereikt. Honderden Bosschenaren zetten de binnenstad op stelten. Op bevel van de hoofdcommissaris trok de politie de sabels en viel de marechaussee de opstandelingen in de rug aan. De avond van die dag werd “bloedavond” genoemd.
Een citaat uit de krant:
“'t Was of de paarden geoefend moesten worden in het trappen van vuur uit de keien. Als krankzinnigen reed men over de trottoirs, deze nu en dan verlatende om dezen of genen, die het dorst te wagen de Markt te passeren, den schrik om 't hart te doen slaan".
Het ging allemaal om het marktgeld dat aan de gemeente betaald moest worden. Van de jaaropbrengst had de marktmeester slechts de helft 8.500 gulden in de gemeentekas gestort. Op 17 juli 1891 publiceerde ene J. Krekel daarover in de krant waardoor de zaak aan het rollen kwam.
Citaat:
“Het is een publiek geheim dat er op de markt geknoeid, erg geknoeid is”.
Marktmeester en huwelijksontrouw
De gemeenteraad betreurde een dag later tijdens een vergadering de houding van de Commissaris van politie, die tevens marktmeester was. Toch vielen er geen ontslagen.
Het duurde nog tot donderdag 30 juli voordat de echte opstand uitbrak. Daarna was het wekenlang elke avond raak met als hoogtepunt 20 augustus. Het bleef niet bij beschuldigingen over de geldkwestie maar ook huwelijksontrouw, huiselijk geweld en drankgedrag werden breed uitgemeten.
Twee “schellen parasijse” als tol
Een veel ouder incident speelde zich af in het Belgische plaatsje Sint-Lievens-Houtem. De jaarmarkt daar bleek in de veertiende eeuw zo te zijn gegroeid dat er een reglement noodzakelijk bleek voor de goede gang van zaken en om oneerlijke handel te beletten. Een regel gaf aan dat de juiste maten en gewichten moesten worden gehanteerd om zware straffen te voorkomen. Om de veiligheid te hanteren werd er bepaald dat niemand vuur mocht maken in de nabijheid van huizen. Ook werden toltarieven vastgesteld die zowel door de koper als de verkoper verschuldigd waren aan de kerk van Sint-Lievens-Houtem. Voor elk paard dat verkocht werd moesten twee “schellen parasijse” worden betaald.
Machtsmisbruik en afpersing
Maar ook met die gelden ging het mis. Weliswaar zonder sabels trekken maar er werd een onderzoek ingesteld tegen baljuw Charles Everwijn (een baljuw is een ambtenaar die de vorst vertegenwoordigde in steden en landelijke gebieden) wegens machtsmisbruik en afpersing. Hij zou een veel te hoog marktgeld hebben geïnd.
Burgemeester Niclays Gheerts, die als getuige werd opgeroepen, verdedigde de man en verklaarde dat de inning van het marktgeld geschiedde zoals het "van alle aude ende immemorialen tijden” was geweest.
In de tegenwoordige tijd wordt nog steeds marktgeld geïnd en zijn er per stad speciale verordeningen. Enkele belangrijke regels van die verordeningen zijn:
- De heffingsgrondslag voor het marktgeld is het aantal m² in gebruik genomen marktruimte.
- Voor de berekening van het recht worden de standplaatsen overeenkomstig de Marktverordening onderscheiden in dagplaatsen, standwerkersplaatsen en vaste standplaatsen.
- Het marktgeld is verschuldigd bij aanvang van het betreffende belastingtijdvak.
Lees verder