Stapelmarkt maakte Amsterdam groot
Een stapelmarkt was eertijds een centrale plek (stapelplaats) waar aangevoerde producten werden opgeslagen om daarna verkocht of doorgevoerd te worden. Door het systeem van aanvoeren, opslaan, verkopen en doorvoeren werd een constante bevoorrading gegarandeerd en kon het schommelen van de prijzen door meer of minder aanvoer worden tegengegaan. Een stad met een belangrijke functie als stapelplaats was Amsterdam met zeer veel aanvoer van producten over de grachten. De producten kwamen vanuit veel verre landen.
Pakhuizen als getuigen van belang van stapelmarkt
Een zeer belangrijke stapelplaats was ooit de stad Amsterdam. De vele pakhuizen die Amsterdam nog kent zijn daar getuigen van. De aanvoer van goederen gebeurde via de grachten waarna zij werden opgeslagen in pakhuizen en weer verkocht werden als de prijs gunstig was. Door die handel werd Amsterdam rijk. Voor een belangrijk deel ontstond die rijkdom door de overzeese graanhandel. Vanuit de Amsterdamse stapelmarkt werden grote delen van Europa van graan voorzien.
Pakhuizen als straatbeeld
Sommige grachtstraten waren hoofdzakelijk bebouwd met pakhuizen zoals bijvoorbeeld de Brouwersgracht en de Oude Schans. Pakhuizen werden vaak vernoemd naar de streek of het land waar de goederen vandaan kwamen. De meeste pakhuizen zijn vrij smalle gebouwen met een diepte van soms wel dertig meter. Lange tijd was het gebruikelijk dat de benedenverdieping als woonruimte voor de kooplieden werd ingericht. Om de goederen op te hijsen bevond zich in de topgevel een hijsbalk.
Dordrecht en Veere gingen voor
Het ontstaan van een stapelmarkt was afhankelijk van het hebben van
stadsrechten. Alleen steden met stadsrechten ontvingen van de machthebber stapelrecht zodat een stapelmarkt kon worden ingericht. De eerste belangrijke stapelmarkt was echter niet Amsterdam maar Dordrecht waaraan al in 1340 door graaf Willem IV van Holland stapelrecht werd verleend. Een andere belangrijke stad met stapelrecht was Veere waar in 1541 stapelrecht werd verkregen. Vanaf die tijd bloeide Veere op door de verhandeling van Schotse wol.
Voordelen van Fluitschip
Mede door de gunstige ligging van Amsterdam en het opzetten van een grote handelsvloot kon Amsterdam opbloeien tot een zeer belangrijke stapelmarkt in Europa. De schepen van die vloot werden zodanig gebouwd dat ze enkele grote voordelen hadden. Een veel voorkomend model was het Fluitschip met als hoofdkenmerk een peervorm die een belangrijke economische reden had. Door die bouw kon veel vracht worden vervoerd met een zo minimaal mogelijke dekbreedte. Die dekbreedte was lange tijd bepalend voor de tol die moest worden betaald. Tevens was op het Fluitschip slechts een beperkt aantal bemanningsleden nodig waardoor de vervoerskosten laag gehouden konden worden. Het schip was eveneens sneller en stabieler dan veel andere schepen.
Producten en afkomst
De talrijke producten die via de Amsterdamse stapelmarkt werden verhandeld waren onder andere:
Aluin, cacao, cochenille, drogerijen, graan, geraffineerde suiker, hout, honig, huiden, indigo, katoen, koffie, lakwerk, Leidse textielproducten, lood, Luikse nagels, metalen, Naamse ketels, olie, opium, pek, porselein, potas, ruwe suiker, rijst, salpeter, specerijen, staal, teer, thee, tin, vis, vlas, walvistraan, was, wol, wijn, ijzer, zout, zijde, zuidvruchten en zuivelproducten.
Die producten waren afkomstig uit:
Arabië, Archangel, Engeland, Frankrijk, Middellandse Zee gebied, Nederland, Noordelijke Zeeën, Noorwegen, Oostenrijk, Oostzeelanden, Portugal, Rijnland, Spaanse Nederlanden, Spaanse Noordkust, Verre Oosten, West-Indië en Zuid-Amerika.
Voorbijlandvaart ten koste van Amsterdam
Maar op den duur wilden de buitenlandse kooplieden niet langer van de Amsterdamse stapelmarkt afhankelijk zijn. Zij zagen kans om goederen rechtstreeks naar de plaats van bestemming te laten vervoeren wat voorbijlandvaart wordt genoemd. Vooral in de achttiende eeuw nam die voorbijlandvaart sterk toe ten koste van Amsterdam. Stapelrecht werd uiteindelijk in het begin van de negentiende eeuw afgeschaft.