Als bestuurder ontslagen?
De verhouding bestuurder – rechtspersoon is gebaseerd op vertrouwen. Indien dit vertrouwen wegvalt is ontslag de aangewezen optie. Als u als bestuurder ontslagen wordt kan dat nadelige gevolgen voor u hebben. Lees hier wat u kunt doen als u niet eens bent met het ontslag.
Bestuurderschap
Bestuurders kunnen op twee manieren aan de rechtspersoon verbonden zijn:
- In een organisatierechtelijke betrekking; dit wordt ook wel de bestuursovereenkomst genoemd.
- In een contractuele/arbeidsrechtelijke betrekking: dit kan zijn via een arbeidsovereenkomst (art. 7:610 BW e.v.) of via een overeenkomst van opdracht (art. 7:400 BW e.v.).
Indien de bestuurder via beide wegen aan de rechtspersoon/vennootschap gebonden is spreekt met van een ‘dubbele rechtsbetrekking’.
De
organisatierechtelijke betrekking komt tot stand door benoeming en aanvaarding van die benoeming. De benoeming is een besluit afkomstig van het tot benoeming bevoegde orgaan:
- NV/BV: algemene vergadering van aandeelhouders (art. 2:132/242 BW);
- Vereniging: algemene vergadering, bestaande uit leden (art. 2:37 BW);
- Stichting: statuten (art. 2:286 lid 4 sub c BW).
Het besluit geldt als een aanbod en daarom is het een besluit met
direct externe werking. Volgens art. 2:16 lid 2 kan de ongeldigheid van het besluit niet worden tegengeworpen aan de wederpartij die het gebrek kende noch behoefde te kennen. Niettemin kan de ongeldigheid van een besluit tot benoeming van een bestuurder wel aan de benoemde worden tegengeworpen. Dit heeft te maken met de vertrouwensrelatie tussen de bestuurder en de rechtspersoon. Er kan eventueel wel een plicht tot schadevergoeding zijn tegenover de bestuurder, indien hij het gebrek in het besluit kende nog behoefte te kennen.
Einde organisatierechtelijke betrekking / ontslag
De verhouding bestuurder – rechtspersoon/vennootschap is gebaseerd op vertrouwen. Indien dit vertrouwen wegvalt is ontslag de aangewezen optie. Iedere bestuurder kan daarom te allen tijde worden geschorst en ontslagen door besluit van het daartoe bevoegde orgaan:
- NV: art. 2:134 BW
- BV: art. 2:244 BW
- Vereniging: art. 2:37 lid 6
De vraag hierbij is of het einde van de organisatierechtelijke betrekking ook het einde van de contractuele betrekking betekent. Zijn het BBA en de ontslagverboden ook van toepassing?
Antwoorden hierop zijn gegeven in het
Ciris-arrest
(HR 15-4-2005, NJ 2005, 483):
- r.o. 3.5.2: wanneer een natuurlijke persoon die als bestuurder van de naamloze of besloten vennootschap is benoemd en krachtens arbeidsovereenkomst zijn werkzaamheden verricht, bij een geldig besluit van het bevoegde orgaan van de vennootschap als bestuurder ontslag is verleend, verliest hij ingevolge art. 2:134 lid 1 BW respectievelijk art. 2:244 lid 1 de hoedanigheid van bestuurder van de vennootschap en kan hij geen van de aan deze hoedanigheid verbonden bevoegdheden meer uitoefenen, maar behoeft dit niet tot gevolg te hebben dat ook de diensbetrekking eindigt. Dit volgt uit het Levison-arrest (HR. 13-11-1992, NJ 1993, 265).
- r.o. 3.5.3: naar mede blijkt uit de wetsgeschiedenis van art. 2:134 en 2:244 BW, strekken deze bepalingen ertoe te bewerkstelligen dat door een ontslagbesluit ook een einde wordt gemaakt aan de arbeidsrechtelijke verhouding. Daarom heeft te gelden dat een ontslagbesluit in beginsel tevens beëindiging van de dienstbetrekking van de bestuurder tot gevolg heeft. Voor een uitzondering is slechts plaats indien een wettelijk ontslagverbod aan die beëindiging in de weg staat of indien partijen anders zijn overeengekomen.
- r.o. 3.5.5: het strookt met onder 3.5.3 voor het daar bedoelde geval geformuleerde uitgangspunt aan te nemen dat ook de ontslagneming van de statutaire bestuurder in beginsel tot gevolg heeft dat zijn dienstbetrekking eindigt. Daaruit vloeit tevens voort dat niet kan worden aanvaard dat de bestuurder, die zijn functie neerlegt, die ontslagneming eenzijdig kan beperken tot het verlies van de hoedanigheid van bestuurder van de vennootschap met instandhouding van de dienstbetrekking.
Samengevat: ten aanzien van bestuurders in een BV/NV heeft het ontslagbesluit tevens beëindiging van de dienstbetrekking tot gevolg tenzij er sprake is van een ontslagverbod of partijen anders zijn overeengekomen. Ten aanzien van de statutaire bestuurders die ontslagen worden is (nog) geen rechtspraak. Wel heeft de ontslagneming van deze bestuurders in beginsel tot gevolg dat hun dienstbetrekking eindigt. De organisatierechtelijke en de arbeidsrechtelijke betrekking zijn aan elkaar gekoppeld waarbij de arbeidsrechtelijke betrekking de organisatierechtelijke betrekking volgt.
Aanvechten van het ontslag
Het aanvechten van het ontslagbesluit kan op twee manieren:
- Via het rechtspersonenrecht (art. 2:14/15 BW); aantonen dat het ontslagbesluit nietig of vernietigbaar is. Is het ontslagbesluit bijv. vernietigd dan blijft de organisatierechtelijke betrekking in stand en ook de dienstbetrekking!
- Via het arbeidsrecht (bijv. 7:681 BW); hierbij is alleen schadevergoeding mogelijk en geen herstel van dienstbetrekking (art. 2:37 lid 6 / art. 2:133/244 lid 3 BW)!
Uit het
Sjardin-arrest
(HR 26-10-1984, NJ 1985, 176) volgt dat indien het ontslag wordt aangevochten via de arbeidsrechtelijke weg, de ontslaggronden niet aan de redelijkheid en billijkheid worden getoetst. De totstandkoming van het besluit kan het wel worden getoetst aan redelijkheid en billijkheid (art. 2:15 lid 1 sub b BW).
Voor toetsing van ontslaggronden moet een arbeidsrechtelijke procedure worden gevoerd.