Vertegenwoordiging van de rechtspersoon
Rechtspersonen kunnen slechts aan het maatschappelijk verkeer deelnemen indien er natuurlijke personen zijn die de rechtspersoon naar buiten ‘vertegenwoordigen’. De (beperking van de) vertegenwoordiging van rechtspersonen wordt gezien als een lastig leerstuk; hieronder een beknopt overzicht.
Algemeen
Bij vertegenwoordigen gaat het om de toerekening van rechtshandelingen aan de rechtspersoon, die gevolgen hebben met betrekking tot externe rechtsbetrekkingen.
De hoofdregel luidt dat de vereniging en de stichting worden vertegenwoordigt door het bestuur, voor zover uit de wet niet anders voorvloeit (art. 2:45/292 lid 1 BW). ‘Het bestuur’ kan worden opgevat als:
- De gezamenlijke bestuurders: om namens een rechtspersoon op te kunnen treden zullen zij gezamenlijk moeten optreden.
- Bestuur als college: hierbij kan het bestuur rechtshandelingen verrichten namens de rechtspersoon zonder daarbij afhankelijk te zijn van de medewerking van elk van de bestuurders.
- Bestuurders: de statuten kunnen daarnaast bepalen dat de bevoegdheid tot vertegenwoordiging wordt toegekend aan een of meer bestuurders. Zij kunnen bepalen dat een bestuurder de vereniging/stichting slechts met medewerking van een of meer anderen mag vertegenwoordigen (art. 2:45/292 lid 2 BW).
Omvang van de vertegenwoordigingsbevoegdheid
Art. 2:45/292 lid 3 BW bepaalt: ‘de bevoegdheid tot vertegenwoordiging die aan het bestuur of aan een bestuurder toekomt, is onbeperkt en onvoorwaardelijk, voorzover uit de
wet niet anders voortvloeit...’
Onbeperkt: bevoegdheid kan niet worden beperkt tot het verrichten van bepaalde rechtshandelingen of die een bepaald bedrag niet overschrijden (bijv. niet hoger dan het bedrag van €10.000).
Onvoorwaardelijk: bevoegdheid kan niet afhankelijk worden gesteld van een daaraan voorafgaand geldig besluit (bijv. goedkeuring van een ander orgaan).
Beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid
Slechts uit de wet voorkomende beperkingen kunnen aan derde worden tegengeworpen. Deze beperkingen hebben zogenaamde
externe werking. Andere dan wettelijk erkende beperkingen kunnen in principe niet aan derden worden tegengeworpen, zelfs als zij in de statuten zijn opgenomen. Deze beperkingen hebben
interne werking.
Wettelijk toegelaten beperkingen:
- Een wettelijk toegelaten beperking is dat de statuten mogen bepalen dat de bestuurder slechts gezamenlijk vertegenwoordigingsbevoegd zijn. In principe is de rechtspersoon niet gebonden indien een bestuurder alleen optreedt. Dit is enkel anders indien:
o De rechtspersoon de schijn heeft gewekt dat die bestuurder bevoegd was;
o Of indien die bestuurder stond ingeschreven in het handelsregister als zelfstandig bevoegd
- Bij overschrijding van het doel van de rechtshandeling (art. 2:7 BW). Hierbij behoren alle omstandigheden van het geval (arrest Playland (HR 20-9-1996, NJ 1997, 149)).
- Beperkingen ten aanzien van de rechtshandelingen genoemd in art. 2:44 lid 2 BW. Hierin wordt wettelijk de bestuursbevoegdheid tot vertegenwoordiging beperkt: slechts indien de statuten erin voorzien, is het bestuur bevoegd te besluiten tot het verrichten van de in deze bepaling genoemde rechtshandelingen. Het verrichten van deze rechtshandelingen kunnen beperkingen worden onderworpen. Deze beperkingen hebben externe werking. NB: hierop kan ook art. 2:16 BW van toepassing zijn, namelijk wanneer een besluit van de algemene vergadering als voorwaarde voor vertegenwoordigingsbevoegdheid wordt gesteld. Een dergelijk besluit is dan een besluit met indirect externe werking.
- Een statutaire financiële beperkingen en voorafgaande goedkeuring van een ander orgaan zijn geen wettelijk toegelaten of voorgeschreven beperkingen en kunnen dus niet worden ingeroepen (zie uitleg ‘onbeperkt/onvoorwaardelijk’ hierboven). Zij hebben dus slechts interne werking
Besluiten en vertegenwoordiging
Een geldig (bestuurs)besluit over een bepaalde aangelegenheid is in beginsel geen voorwaarde voor vertegenwoordigingsbevoegdheid. Besluiten hebben in beginsel slechts interne werking. Hierop 2 uitzonderingen:
- In sommige gevallen kan een besluit zelf als vertegenwoordigingshandeling worden aangemerkt: besluiten met direct externe werking zijn besluiten die een binding tussen de rechtspersoon en een derde tot stand kunnen brengen zonder dat daarvoor een afzonderlijke vertegenwoordigingshandeling is vereist = het besluit is een rechtstreeks tot de wederpartij gerichte rechtshandeling: bijv. een aanbod / aanvaarding / volmacht verlening
- Is een geldig besluit voorwaarde voor het rechtsgeldig kunnen binden van de rechtspersoon = besluit met indirect externe werking. Het besluit geldt dan als voorwaarde voor de vertegenwoordigingsbevoegdheid: art. 2:44 lid 2 BW (zie hierboven).
Voorbeeld
Stel het bestuur sluit een overeenkomst tot aankoop van een registergoed zonder de statutair vereiste goedkeuring van de algemene vergadering. Dan is het bestuur dus niet bevoegd (zie art. 45 lid 1 juncto 44 lid 2 BW). Als aan de publicatieverplichtingen is voldaan, kan die beperking aan de wederpartij worden tegengeworpen (art. 2:6 BW). De vereniging is dus niet gebonden.
Wanneer er wel een goedkeuringsbesluit is geweest, heeft het bestuur in principe bevoegd gehandeld. Maar stel dat het besluit van de algemene vergadering nietig is: volgens art. 2:16 lid 2 BW kan de nietigheid van dit (indirect externe) besluit niet aan een derde worden tegengeworpen wanneer deze te goeder trouw is. Uit de statuten is niet te halen of het besluit nietig is. Normaal gesproken zal de derde niet weten waarom het besluit van de algemene vergadering nietig was en is hij te goede trouw. De vereniging is dan wel aan de overeenkomst gebonden.