Criminaliteitspreventie
Criminaliteitspreventie is ongetwijfeld ouder dan de strafrechtspleging. In de Middeleeuwse steden gingen de stadspoorten ’s nachts dicht ter bescherming van de burgerij tegen van buiten komende dieven en rovers. In veel landen is de politie in de negentiende eeuw voortgekomen uit particuliere bewakingsdiensten. Mede vanwege de betrekkelijk geringe effecten die de strafrechtspleging blijkt te hebben op de omvang van de criminaliteit, is er sinds omstreeks 1970 in veel westerse landen meer beleidsmatige en politieke belangstelling ontstaan voor de (particuliere) preventie van criminaliteit. Een overheid die het niveau van criminaliteit werkelijk wil terugdringen, moet mede de preventie bevorderen. Lees hier meer over de verschillende preventietheorieën en preventieve maatregelen.
Definitie en onderverdeling
Onder criminaliteitspreventie wordt verstaan: “alle maatregelen van burgers, particuliere instellingen en overheid voor zover liggende buiten de strafrechtspleging in enge zin die erop gericht zijn gedragingen die volgens de wet strafbaar zijn, te voorkomen” (Van Dijk en De Waard, 1991). Het definiërende kenmerk van preventie is dat, anders dan bij de strafrechtelijke reacties, wordt ingegrepen in bepaalde processen, voordat er een delict is gepleegd.
Aan de meeste criminaliteitsproblemen zitten drie kanten: er zijn (potentiële daders, er zijn risicoscheppende situaties en er zijn (potentiële) slachtoffers. Preventieve maatregelen worden op allerlei gebieden genomen en kunnen dus hoofdzakelijk gericht zijn op:
- de dader
- de situatie
- het slachtoffer
Hierop bestaat weer per onderwerp een verdere onderverdeling naar primaire, secundaire en tertiaire maatregelen. Primaire of universele zijn maatregelen die gericht zijn op de gehele bevolking. Secundaire of selectieve maatregelen zijn gericht op bepaalde risicogroepen of risicovolle situaties. Tertiaire of geïndiceerde maatregelen zijn ter voorkoming van terugval of ter verlichting. De laatste is gericht tegen een individu of een bepaalde situatie.
Theoretische grondslag
Volgens het klassieke strafrecht ligt aan criminaliteit een vrij wilsbesluit van de daders ten grondslag. In deze optiek is de beste preventie een hoge pakkans voor overtreders en de oplegging van zware straffen. Volgens Lombroso lag de enige rationele aanpak van het misdaadprobleem in het opsporen en vervolgens het behandelen of het levenslang isoleren van de ‘geboren misdadigers’. Het opleggen van straffen had in zijn visie weinig zin, omdat het criminele gedrag van de ‘geboren misdadigers’ er niet door zou veranderen.
Aanhangers van de theorie van Gottfredson en Hirschi (1990) over gebrekkige zelfbeheersing of van de biosociale benadering (Buikhuisen en Mednick, 1998) zullen tegenwoordig komen tot de aanbeveling om in een zo vroeg mogelijke fase te interveniëren. Ook zij verwachten weinig van de afschrikwekkende of opvoedende werking van straffen. Anders dan Lombroso zien de hedendaagse persoonlijkheidscriminologen over het algemeen wel mogelijkheden om de ontwikkeling van een criminele persoonlijkheid te voorkomen door op vroege leeftijd in te grijpen en bij te sturen in het socialisatieproces (Schweinhart e.a., 1993; Leseman en Cordus, 1994).
De criminoloog Bonger was ervan overtuigd dat criminaliteit kan worden voorkomen door de inrichting van een rechtvaardiger, niet op uitbuiting gerichte samenleving. In de theorie van Braithwaite over integrerende beschaming en in de gelegenheidstheorie wordt een grote mate van wilsvrijheid bij de daders verondersteld. De gelegenheidstheorie verondersteld dat het niveau van de criminaliteit wordt bepaald door de aanwezigheid van potentiële daders, de aanwezigheid van geschikte doelwitten en de afwezigheid van voldoende sociale bewaking (Felsons GOT 1997).
Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw is er behoefte aan beproefde preventiestrategieën (‘knowledge based’ of ‘evidence based’). Wat de theorieën en de daarvan afgeleide maatregelen ook zijn, het overheidsbeleid, waarvoor belastinggelden worden aangewend, moet getoetst worden objectieve maatstaven van kosteneffectiviteit. Maatschappelijke interventies moeten leiden tot minder criminaliteit tegen aanvaardbare kosten.
Dadergerichte preventie
In theorie zijn alle burgers in bepaalde levensfasen potentiële wetsovertreders. Voorbeelden van primaire dadergerichte preventiecampagnes zijn toepassing van het strafrecht, onderwijs gericht op preventie, voorlichtingscampagnes over verantwoord gedrag, alcoholgebruik en ongewenste seksuele intimiteiten. Ruim opgevat kunnen alle vormen van overheidsbeleid, gericht op het wegnemen van maatschappelijke achterstanden, mede worden opgevat als criminaliteitspreventie. Bij secundaire dadergerichte preventie kan gedacht worden aan het stimuleren jeugdactiviteiten, een vuurwapens inleveractie zonder strafrechtelijke gevolgen en de inzet van de mosquito.
Tertiaire dadergerichte preventieve maatregelen zijn:
- Reclassering
- Opleggen van een werkstraf
- Opleggen leerstraf, cursus alcohol in het verkeer en agressiebeheersing
- ISD maatregel
Omgevings- of situationele preventie
Primaire situationele preventie impliceert de universele invoering van elementaire preventiemaatregelen zoals het gebruik van technische middelen (techno preventie). De meeste situationele preventieve maatregelen zijn secundair van aard en gericht op de verbetering van de beveiliging of bewaking door inwoners van wijken of andere doelgroepen met verhoogde risico’s, maar kunnen worden ingevoerd bij de gehele bevolking. Voorbeelden van tertiaire, ofwel geïndiceerde situationele preventie zijn criminaliteitskaarten, aanbrengen van camera’s en betere verlichting van ‘hot spots’ (uitgaansgelegenheden, gokpaleizen, coffeeshops e.d.).
Slachtoffergerichte preventie
Met behulp van voorlichtingsmiddelen als advertenties, folders, stickers en tv-spots wordt geprobeerd verandering te brengen in de attitudes en gedragingen van potentiële slachtoffers. Secundaire slachtoffergerichte preventiemaatregelen bereiden personen voor op mogelijke slachtofferschap (inoculatie). Bijvoorbeeld: warenhuizen, geldinstellingen, pompstations geven trainingen aan winkel- en baliepersoneel over de meest effectieve en veilige manier van reageren bij roofovervallen. Tertiaire slachtoffergerichte preventie bestaat uit de voorlichting aan slachtoffers hoe zij herhaalde victimisatie kunnen voorkomen (Farrell en Pease 1993).
Sociopreventie
Een andere vorm van voorkoming van criminaliteit wordt aangeduid met de term ‘sociopreventie’. Sociopreventie kan worden gedefinieerd als de verzameling planmatig opgezette pogingen strafbaar gesteld gedrag te voor komen door het benutten van het in de samenleving aanwezige potentieel aan informele sociale controle (Winkel, 1981). Winkel onderscheidt in zijn interventiemodel vier noodzakelijke voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om een interventie te laten optreden. Deze fasen zijn:
- Waarneming van het incident – vaak wordt een incident in het geheel niet waargenomen
- Criminele definiëring – het waargenomen gedrag moet geïnterpreteerde worden als crimineel.
- Betrokkenheid bij het verloop/de afloop – van omstanders is een minimale betrokkenheid vereist
- Interventiekeuze – in deze fase gaat het om de kennis over de mogelijkheden tot interventie
Lees verder