Poging tot het begaan van een strafbaar feit

Inleiding
Artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht (art. 45 Sr) zegt het volgende: ‘Poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard’. In lid 2 van hetzelfde artikel is de straf voor de persoon die een poging heeft gedaan opgeschreven. Daar zien we dat er een derde van de hoofdstraf van het gepoogde delict wordt afgetrokken en wordt opgelegd als maximale straf aan de verdachte. Van een poging is dus sprake als het misdrijf niet voltooid is. Opvallend is het woordje ‘misdrijf’. Een poging is dus enkel strafbaar als dit een poging tot de uitvoering van een misdrijf was. Overtredingen vallen dus buiten de boot. In het kader van de terrorisme bestrijding is de poging (en ook samenspanning) weer ter sprake gekomen.Poging
Wanneer is nu sprake van een poging? Hiervoor zijn in de rechtspraak en in de wetshistorie enkele criteria opgesteld. Is aan de hieronder genoemde criteria voldaan, dan kan in beginsel van een strafbare poging worden gesproken. Let op: van een poging kan alleen worden gesproken als is geprobeerd een misdrijf te plegen. Overtredingen vallen dus buiten de boot.Het voornemen
Allereerst moet er voor het aannemen van een strafbare poging sprake zijn van een voornemen bij de verdachte. De verdachte moet, met andere woorden, opzet hebben op zijn handelingen. Hij moet opzet hebben op een delict, het delict dat de verdachte wil gaan plegen. Hiervoor is een de vorm voorwaardelijk opzet voldoende. Oftewel: het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg zal gaan intreden is voldoende voor het bewijs voor opzet en dus voor het voornemen van de verdachte.
Het begin van de uitvoering
Een belangrijk criterium voor het aannemen van poging is het begin van de uitvoering. Vooral bij dit criterium komt het onderscheid tussen voorbereiding van een strafbaar feit en poging tot een strafbaar feit in het gedrang. Er is sprake van een begin van de uitvoering als de verdachte waarneembaar laat zien dat er een begin van het misdrijf wordt gemaakt. Een bepaalde gedachte of intentie is onvoldoende. Uit het Cito-arrest (HR 24 oktober 1978, NJ 1979, 52) blijkt dat de Hoge Raad tegenwoordig van het volgende uitgaat: als naar uiterlijke verschijningsvormen blijkt dat de verdachte is gericht op de voltooiing van het delict, dan is er in beginsel sprake van een begin van de uitvoering. Om er achter te komen of er inderdaad sprake is van een begin van de uitvoering, moet steeds gekeken worden naar het delict in kwestie. Bepaalde handelingen kunnen voor het ene delict een begin van uitvoering opleveren, terwijl ze voor het andere delict een voorbereidingshandeling zijn.
Niet strafbaar is een poging tot een overtreding. Ook een poging tot eenvoudige mishandeling is niet strafbaar gesteld. Een poging tot een poging wordt ook niet strafbaar geacht.