Deelneming: medeplegen
In ons huidige strafrecht wordt niet alleen de pleger van een strafbaar feit gestraft, ook degene die het feit mede pleegt kan gestraft worden. Artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht vertelt ons dat de medepleger dezelfde straf krijgt als de pleger. In de meeste gevallen is de medepleger aanwezig bij het plegen van het strafbare feit. Soms wordt een verdachte echter vervolgd voor medeplegen terwijl hij of zij niet aanwezig was. In dit artikel zal ik onder ander in gaan op dergelijke kwesties.
Inleiding
Medeplegen wordt genoemd in artikel 47 Wetboek van Strafrecht (art. 47 Sr). Hier vindt men geen uitleg over dit begrip en daarom moet vooral worden uitgegaan van de rechtspraak en de aanwezige literatuur wanneer men het begrip medeplegen behandelt. Tegenwoordig is geen eenduidige omschrijving van medeplegen te maken. Wel kan gezegd worden dat er drie ‘soorten’ van medeplegen bestaan.
Allereerst kan het zijn dat twee daders samen een bepaald strafbaar feit plegen. Beide hebben een even groot aandeel en vervullen allebei de bestanddelen uit de delichtsomschrijving. In principe zijn beide personen dan onafhankelijke plegers. Ze hebben het delict echter samen gepleegd: medeplegen.
Ten tweede kunnen twee daders samen een plan maken en dit plan ook samen ten uitvoering leggen. Beide daders vervullen echter verschillende rollen bij de uitvoering van het strafbare feit. Echter vervullen ze wel beide alle bestanddelen van de delictsomschrijving, weliswaar beide op een andere manier.
Ten derde kan het zijn dat beide daders samen één delict plegen. Beide vervullen dan elk een deel van de bestanddelen uit de delictsomschrijving.
De drie hierboven genoemde soorten van medeplegen leveren voor de beide daders allemaal een vervolging op, beide komen ook voor dezelfde straf in aanmerking. Wanneer is er nog eigenlijk sprake van medeplegen? Welke criteria zijn van belang?
Medeplegen
Nauwe samenwerking
In de rechtspraak zijn de criteria die moeten worden vervuld voor het aannemen van medeplegen in de loop der jaren uitgewerkt. In het Wormerveerse Brandstichting-arrest heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan betreffende medeplegen. Hier gaf de Hoge Raad te kennen dat er tussen twee daders een volledige en nauwe samenwerking moest zijn, wil er sprake kunnen zijn van medeplegen. Er moet niet louter hulpverlening zijn geweest. Er moet bijvoorbeeld een gezamenlijk plan zijn opgesteld voor de tenuitvoerlegging van het strafbare feit. De inwisselbaarheid van de rollen van de daders (de ene kan hetgeen de ander doet gemakkelijk ook doen of overnemen) kan aannemelijk maken dat sprake is van een volledige en nauwe samenwerking. In de literatuur is de eis van volledige en nauwe samenwerking langzaam overgegaan tot bewuste en nauwe samenwerking.
Uitvoeringshandelingen
Een tweede criterium waar aan voldaan moet worden om medeplegen aan te kunnen nemen is de gezamenlijke uitvoering. Vanzelfsprekend is er sprake van een gezamenlijke uitvoering van een strafbaar feit als beide daders aanwezig zijn bij de tenuitvoerlegging van het feit en ook beide deelnemen aan het feit. Is één van de daders echter minder actief bij de deelneming of is deze zelfs helemaal niet aanwezig, dan wordt het bewijs van gezamenlijke uitvoering al veel moeilijker. In recente rechtspraak is echter door de Hoge Raad aangenomen dat er ook sprake kan zijn van lijfelijke afwezigheid bij een strafbaar feit, terwijl er toch sprake was van medeplegen. Hiernaast kan het zo zijn dat er aan het eerste criterium in zodanige mate is voldaan, dat de uitvoeringshandeling op zichzelf minder sterk aanwezig hoeft te zijn. Hier kan weer gedacht worden aan het maken van een goed doordacht plan en het verschaffen van middelen ter voorbereiding van het begaan van het strafbare feit. Zo nam de Hoge Raad in 1975 in het Brusselse wisselkantoor-arrest aan dat, een overvaller die tijdens de overval geen uitvoeringshandelingen uitvoerde en bij de deur was blijven staan, gewoon strafbaar was. Hier was sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen beide daders, hoewel één van de daders geen uitvoeringshandelingen uitvoerde.
Nog verder gaat dit, als wordt gekeken naar het Containerdiefstal-arrest. In dit arrest liet de Hoge Raad blijken dat ook een dader die niet lijfelijke aanwezig is bij de uitvoering van het strafbare feit kan worden veroordeeld voor medeplegen. Hiervoor moet de bewuste en nauwe samenwerking natuurlijk wel bewezen worden. Hierbij moet dan weer gekeken worden in hoeverre de dader bij het plan betrokken was, of hij middelen heeft verschaft voor het uitvoeren van het plan en de andere omstandigheden van het geval.
Distantiëren?
In recentere rechtspraak is de vraag naar voren gekomen of het enkele feit dat de dader zich niet distantieerde van het plegen van het feit al medeplegen op kan leveren. In een aantal arresten is de Hoge Raad hierop ingesprongen. Het kan zijn dat medeplegen wordt aangenomen als je jezelf niet distantieerde van een strafbaar feit. Hier wordt dan de bewuste en nauwe samenwerking aangenomen. Je moet je echter wel kunnen distantiëren. Of uiteindelijk sprake is van medeplegen door niet-distantiëren hangt af van het soort delict dat wordt gepleegd.
Opzet
Wil van medeplegen sprake zijn, dan moet er met opzet zijn gehandeld. Het opzet geldt dubbel: er moet opzet zijn op de bestanddelen van de delictsomschrijving en er opzet zijn op de nauwe samenwerking tussen de twee daders. Logischerwijs is de opzet van de ene dader niet altijd gelijk aan het opzet van de andere dader. Dit kan soms tot lastige problemen leiden. Zo kan de ene persoon gericht zijn op het doden van het slachtoffer, terwijl de tweede persoon enkel gericht was op het mishandelen van het slachtoffer. Met het oog hierop wordt naar analogie gekeken naar de andere deelnemingsvorm: uitlokking uit art. 47 lid 2 Sr. De deelnemer wordt naar zijn eigen opzet gekwalificeerd, alleen zijn eigen opzet telt.