De mondelinge overeenkomst: bestaan en inhoud bewijzen
Een mondelinge overeenkomst is bindend. Maar wat nou als één van de partijen het bestaan van de mondelinge overeenkomst ontkent of een andere betekenis aan de inhoud toekent? In zulke gevallen kan een bewijsprobleem ontstaan, omdat de partijen alleen kunnen teruggevallen op datgene wat zij zelf hebben verklaard ten tijde van het sluiten van de mondelinge overeenkomst. Dit probleem kan mogelijk worden ondervangen door gebruik te maken van verklaringen van getuigen die aanwezig waren tijdens het sluiten van de overeenkomst. Echter vaker wel dan niet zijn de verklaringen van andere getuigen tegenstrijdig of sterk aangedikt en bieden deze dan ook geen goed beeld van de werkelijkheid. Wellicht dat het (onrechtmatig) opnemen van het gesprek - waarin de mondelinge overeenkomst wordt gesloten - uitkomst kan bieden om het bewijsprobleem op te lossen?
Inhoudsopgave
Mondelinge overeenkomst
Sylvia: “
Buurman, vindt u het goed als ik een deel van uw oprit gebruik om mijn auto te parkeren? Je krijgt dan 100 euro van mij voor het gebruik van de oprit.”
Bernard: “
Ja natuurlijk Sylvia, wij gaan als goede buren met elkaar om en die 100 euro kan ik goed gebruiken. Akkoord!”
Is er een mondelinge overeenkomst tot stand gekomen tussen Sylvia en Bernard? In juridische zin komt een
mondelinge overeenkomst tot stand door een aanbod en de aanvaarding van dat aanbod. In het gegeven voorbeeld mogen de woorden van Sylvia worden beschouwd als een aanbod en de woorden van Bernard als een aanvaarding van het door Sylvia gedane aanbod. Derhalve komt tussen hen een rechtsgeldige mondelinge overeenkomst tot stand. Door de rechtsgeldigheid van de overeenkomst kan deze in rechte worden afgedwongen. Stel dat Sylvia niet betaalt of Bernard de ruimte niet vrijhoudt, dan kan elk van hen in beginsel afdwingen dat de ander zijn of haar verplichting(en) nakomt.
Bewijsprobleem
De woorden ‘in beginsel’ maken duidelijk dat het afdwingen van de mondelinge overeenkomst niet in alle gevallen mogelijk zal zijn.
Inhoud overeenkomst
Een veel voorkomend probleem dat het afdwingen onmogelijk maakt is het verschillen van mening over de inhoud van de mondelinge overeenkomst. Denk daarbij aan de situatie waarin Sylvia en Bernard verschillen van mening over wat onder het begrip ‘auto’ moet worden verstaan. Sylvia meent dat ook haar grote camper een auto is en dientengevolge op de oprit van Bernard mag staan. Bernard is het daar uiteraard niet mee eens en vindt dat alleen normale personenauto’s eronder vallen.
Bestaan overeenkomst
Dit geldt eens te meer in de situatie waarin de gemoederen verder oplopen. Bernard is het ‘gedraai’ van Sylvia zat en neemt contact op met de politie. Hij vertelt aan de agenten ter plaatse dat de buren zonder toestemming een auto op zijn oprit hebben geparkeerd en weigeren om deze te verplaatsen. De agenten spreken vervolgens Sylvia aan en verzoeken haar om de auto te verplaatsen. Sylvia vertelt op haar beurt aan de agenten dat Bernard en zij mondeling hebben afgesproken dat haar auto op de oprit van de buurman mag staan voor de vergoeding van 100 euro. De agenten besluiten om terug te lopen naar Bernard en te vragen naar deze mondelinge afspraak. Bernard ontkent echter het bestaan van de mondelinge overeenkomst.
Nadeel mondelinge overeenkomst
De voorbeelden van Sylvia en Bernard maken duidelijk dat aan het sluiten van een mondelinge overeenkomst een groot nadeel kleeft, namelijk het gebrek aan bewijs om op terug te vallen wanneer partijen een conflict krijgen over de inhoud of het bestaan van de overeenkomst.
Bestaan en inhoud van de overeenkomst bewijzen
Om het bestaan en/of de inhoud van de mondelinge overeenkomst te kunnen aantonen heeft degene die zich beroept op het bestaan of een bepaalde uitleg van de overeenkomst bewijzen nodig. Maar op welke manieren kunnen partijen, zonder schriftelijke bescheiden, het bestaan en de inhoud en strekking van de mondelinge overeenkomst bewijzen?
Verklaring van de partijen of een getuige
De voor de hand liggende manier is een verklaring door de partijen zelf, echter geeft dit – zoals in het voorbeeld van Sylvia en Bernard bleek – niet altijd een volledig beeld van de situatie. De kans is immers aanwezig dat de verklaringen uiteenlopen en het uitdraait op een welles-nietesdiscussie tussen de partijen. De tweede manier is door gebruik te maken van een getuigenverklaring van iemand die aanwezig is geweest bij het maken van de afspraken door de partijen. Toch biedt ook dit niet in alle gevallen een oplossing voor het bewijsprobleem. Een getuigenverklaring is tot op zekere hoogte subjectief, mogelijk gekleurd door een bepaalde relatie tussen de getuige en een van de partijen en is het na verloop van tijd maar de vraag of de getuige überhaupt de afspraken nog kan herinneren.
Met behulp van een smartphone kunnen mondelinge afspraken als bewijs worden vastgelegd. /
Bron: TeroVesalainen, Pixabay Gesprekken opnemen
Naast de verklaringen van de partijen of een getuige is er een derde optie om de mondelinge overeenkomst te bewijzen, waarvan men vaak ten onrechte denkt dat het gebruik ervan onrechtmatig is, namelijk de afspraken zonder toestemming van de andere partij opnemen met behulp van bijvoorbeeld een smartphone. Het is namelijk niet nodig om toestemming te vragen om een gesprek op te nemen. Ook het vooraf aan de andere partij mededelen dat het gesprek wordt opgenomen is niet verplicht.
Deelnemer aan het gesprek
Wel is het noodzakelijk dat degene die het gesprek wil opnemen zelf deelnemer is aan het gesprek. Op grond van artikel 139a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is het maken van geluidsopnames van een gesprek strafbaar indien de persoon die de opnames maakt zelf niet deelneemt aan het gesprek. Ook een derde die bij het gesprek aanwezig is zonder daaraan deel te nemen, zoals bijvoorbeeld een getuige, mag het gesprek opnemen. Daarvoor is wel vereist dat de getuige opdracht heeft gekregen van een der partijen, die wel deelneemt aan het gesprek. De getuige die het gesprek opneemt zonder daaraan zelf deel te nemen en hiertoe ook geen opdracht heeft gekregen pleegt eveneens het strafbare feit uit artikel 139a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Opname gesprek toelaatbaar als bewijs
In een civiele procedure mogen in beginsel alle mogelijke middelen in een rechtszaak als bewijs worden ingebracht.
Art. 152 Rv bepaalt namelijk dat bewijs kan worden geleverd door alle middelen en dat de waardering van het bewijs aan het oordeel van de rechter wordt overgelaten, tenzij de wet anders bepaalt. In tegenstelling tot het strafrecht is er binnen het civiele recht geen regel die stelt dat de rechter onrechtmatig verkregen bewijs moet uitsluiten van de procedure. Het is dan ook aan de civiele rechter om te bepalen of en in welke mate een onrechtmatig opgenomen gesprek als bewijs kan dienen in de procedure.
Hoge Raad Driessen/Van Gelder
Reeds in 1987 oordeelde de Hoge Raad dat voor uitsluiting van bewijs sprake moet zijn van een “rechtens ontoelaatbare inbreuk op de privacy”. Het enkele feit dat de privacy van de wederpartij in het gedrang komt is in beginsel onvoldoende bezwarend om een onrechtmatig opgenomen gesprek uit te sluiten van de bewijsvoering. Daarvoor is vereist dat sprake is van een ‘rechtens ontoelaatbare’ inbreuk. In die zin weegt het maatschappelijk belang dat de waarheid aan het licht komt en het belang van partijen om hun stellingen in rechte te bewijzen, zwaarder dan het belang van een inbreuk op de privacy. De rechter zal daarbij ook meewegen welke rol de opname van het gesprek in de bewijsvoering speelt. Is de opname het enige bewijs, dan is uitsluiting direct van grote invloed op de uitkomst van de procedure en ligt uitsluiting minder voor de hand. Daarentegen kan uitsluiting wel aan de orde zijn als er naast de opname andere bewijzen zijn die het gebruik van de opname in de bewijsvoering overbodig maken. Echter, juist het ontbreken van andere bewijsmiddelen is de reden om het opgenomen gesprek in te brengen als bewijs. Derhalve zal in de meeste gevallen slechts indien sprake is van bijkomende omstandigheden – zoals een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de andere partij – het opgenomen gesprek worden uitgesloten.
Conclusie
Er is geen toestemming nodig om een gesprek op te nemen en dit hoeft ook niet te worden gemeld aan de andere partij. Daarnaast blijkt uit het arrest van de Hoge Raad dat een onrechtmatig of zonder medeweten van de andere partij opgenomen gesprek slechts bij hoge uitzondering van het bewijs wordt uitgesloten. Doordat nagenoeg iedereen tegenwoordig beschikt over een smartphone is het een stuk eenvoudiger geworden om het bestaan en/of de inhoud van een mondelinge overeenkomst te bewijzen.
Lees verder