Strategie: de Diamant van Porter
In zijn boek "The Competitive Advantage of Nations" heeft Michael Porter op basis van een langdurige studie geanalyseerd welke factoren de attractiviteit en het concurrerend vermogen van een land kunnen bepalen. Op basis van zijn bevindingen heeft hij de Diamant van Porter ontwikkeld, waarbij vier factoren de mogelijke globale positie van een land of regio beschrijven.
De diamant van Porter
De diamant van Porter is een strategisch model, ontworpen door strategie goeroe Michael Porter, om de attractiviteit van een land of regio te bepalen. Het model biedt inzicht in competitieve voor- of nadelen van een gebied waar een bedrijf zich wil vestigen. Het model heeft haar naam gekregen door het ruitvormige model. Porter stelt dat het land van vestiging belangrijk is voor het creëren van een goede concurrerende globale positie.
De vier factoren
De volgende vier factoren vormen de diamant van Porter:
Clusters
Met clusters wordt de regionale concentratie van op elkaar afgestemde bedrijven bedoeld. Hiermee wordt niet alleen de bedrijfskolom bedoeld (het proces van grondstof ophalen tot aan het afleveren van een eindproduct bij de klant), maar ook gerelateerde bedrijven op het gebied van technologie (toeleveranciers van machines) of dienstverlening (adviseurs) behoren hiertoe. Porter stelt dat een cluster van bedrijven versterkend werkt voor de markt, omdat ze dicht bij elkaar gevestigd zijn. Hierdoor kan de bedrijfskolom sneller doorlopen worden en is er meer afstemming mogelijk. Denk hierbij aan de kaas in de regio Alkmaar, waar verschillende verwante bedrijven gevestigd zijn. Hierdoor krijgt de regio een specialistisch karakter.
Thuismarkt
De thuismarkt (de consumenten of afnemers) moet de bedrijven uitdagen om een goede concurrerende positie in te nemen. Een focus van klanten op prijs stimuleert een bedrijf om een efficiënt te werken om de kosten te verlagen. Een focus van klanten op nieuwe producten stimuleert het innovatieve karakter van bedrijven. Wanneer de klanten in het vestigingsland snel trends herkennen, kan het bedrijf daarop inspelen en deze trend eventueel globaal uitrollen. Andere aanbieders in andere landen herkennen de trend pas op dat moment en lopen daardoor achter de feiten aan.
Factorvoordelen
Lokale factoren kunnen zorgen voor een voordeel ten opzichte van de concurrenten. Zo zorgen landen met zeer goedkope arbeidskrachten (bijvoorbeeld Japan) voor een verlaging van de vaste kosten. Bedrijven met productiecentra in Westerse landen zullen hier moeilijk tegenop kunnen. Ook de ligging ten opzichte van een haven, een vliegveld of geschikte bouwgrond zijn lokale factoren die voor een voordeel kunnen zorgen. Daarnaast kunnen ook IT- en kennisfactoren van belang zijn. Een voorbeeld is de High Tech Campus in Eindhoven, waar verschillende bedrijven hun kennis en middelen bundelen om een sterke concurrentiepositie op te bouwen. Echter stelt Porter dat een teveel aan beschikbare middelen weer kan leiden tot gemakzucht, terwijl een gezonde schaarste juist kan leiden tot meer innovatief en creatief vermogen van bedrijven.
Marktverhoudingen
Een gezonde marktverhouding leidt eerder tot een concurrentieel voordeel ten opzichte van andere markten. Zo heeft een gebied waarin een aantal grote concurrenten ,aangevuld met een aantal kleinere concurrenten, aanwezig zijn een gezonde marktverhouding. Er is zo voldoende draagvlak voor samenwerking en er ontstaat een gezonde concurrentie (bedrijven willen constant verbeteren om de beste aanbieder te zijn). Zo worden de bedrijven gestimuleerd om constant te zorgen voor een optimaal productieproces. Ook hebben leveranciers en afnemers voldoende keuzemogelijkheden, waardoor er genoeg onderlinge afhankelijkheid is. Porter stelt dat een land met een gezonde rivaliteit en een continue wil om te verbeteren goed is voor een sterke globale positie. Een gebied waar één partij een monopoliepositie heeft en daardoor weinig ontwikkelingsvermogen heeft, zal een minder sterke positie hebben.
Overheid
De overheid heeft een rol in alle factoren in het model. Door belastingverhogingen of verlagingen, het invoeren van accijnzen, het verlagen of verhogen van de rente, waardoor er meer of minder geïnvesteerd wordt door bedrijven of het invoeren van import of exportregels kunnen de concurrentie en de positie in een land versterken of verzwakken.
Het nut van het model
Met het model kan geanalyseerd worden hoe binnenlandse factoren kunnen zorgen voor een internationaal concurrentievoordeel. Het model kan ook gebruikt worden door de overheid om in te zien welke wijzigingen ingevoerd kunnen worden om de globale positie te versterken.