Leerstukken: ontoerekenbaarheid & overmacht
Ontoerekenbaarheid en overmacht zijn begrippen die een belangrijke rol spelen in het materiële strafrecht. In het Wetboek van Strafrecht zijn ze te vinden in onderscheidenlijk artikel 39 en 40. Vooral overmacht staat hierin heel summier weergegeven, echter het begrip overmacht is in de rechtspraak ontwikkeld tot een heel leerstuk.
Ontoerekenbaarheid (ontoerekeningsvatbaar)
Dit begrip staat in het Wetboek van Strafrecht staat in
artikel 39 onder de naam ‘ontoerekeningsvatbaarheid’ en luidt:
‘Niet strafbaar is hij die en feit begaat, dat hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend’
Ontoerekenbaarheid is een
schulduitsluitingsgrond. Een geslaagd beroep hierop neemt de verwijtbaarheid van de gedraging weg en zal de verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging (art. 350 J° 352 lid 2 Sv).
Om ontoerekeningsvatbaarheid vast te stellen bij de verdachte laat de rechter zich adviseren door gedragsdeskundigen (psychologen / psychiaters), echter de beslissing is aan hem. Bij deze beslissing draait het om drie vragen:
- Was er ten tijde van het begaan van het strafbare feit sprake van een geestelijke stoornis bij de verdachte?
- Zo ja? Bestaat er een aannemelijk causaal verband tussen de stoornis en het strafbare feit?
- Zo ja? Welke uitspraak moet – gelet op de eerste twee vragen en feiten uit de casus – over de toerekening worden gedaan?
Overmacht
Overmacht is omschreven in
art. 40 Sr:
‘Niet strafbaar is hij die een feit begaat waartoe hij door overmacht is gedrongen’.
Het is niet erg duidelijk waar overmacht nu precies om draait. De rechtspraak heeft in de loop der tijd hier verandering in gebracht. Er zijn uiteindelijk drie typen overmacht te onderscheiden:
- a) Absolute overmacht
- b) Psychische overmacht
- c) Overmacht als noodtoestand
Absolute overmacht
Bij absolute overmacht gaat het om een ‘absolute’ drang of dwang een strafbaar feit te plegen. Er is dan sprake van een totale onmogelijkheid anders te kunnen handelen. Eigenlijk is er dus geen sprake van opzet om een strafbaar feit te plegen. De verdachte wordt meestal vrijgesproken. Indien geen vrijspraak volgt kan absolute overmacht worden ingeroepen als een schulduitsluitingsgrond. Een geslaagd beroep levert in dat geval ontslag van alle rechtsvervolging op (art. 350 J ° 352 lid 2 Sv).
Psychische overmacht
Psychische overmacht is net als absolute overmacht een schulduitsluitingsgrond; een geslaagd beroep hierop neemt verwijtbaarheid weg van de gedraging. Psychische overmacht kan worden omschreven als: ‘een van buiten komende drang waaraan de dader redelijkerwijs geen weerstand kon bieden en hij ook geen weerstand behoefde te bieden’.
Een belangrijk verschil met ontoerekenbaarheid is dat bij psychische overmacht de drang van buitenaf moet komen, waar bij ontoerekenbaarheid binnen de dader zelf moeten worden gezocht naar de oorzaak van het plegen van een strafbaar feit (gebrekkige ontwikkeling / ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens).
Overmacht als noodtoestand
Naast absolute en psychische overmacht bevat art. 40 Sr nog een strafuitsluitingsgrond namelijk overmacht als noodtoestand. Dit begrip is geïntroduceerd in het (standaard)arrest Opticien. Bij overmacht als noodtoestand doet zich een conflict van plichten voor: enerzijds de plicht om de strafwet na te leven en anderzijds een zwaarwegende maatschappelijke plicht. Deze is in tegenstelling tot de andere twee geen schulduitsluitingsgrond maar een rechtvaardigingsgrond. Deze neemt de wederrechtelijkheid van de gedraging weg. Een geslaagd beroep levert ontslag van alle rechtsvervolging op (art. 350 J ° 352 lid 2 Sv).
De beginselen proportionaliteit (belangenverhouding) en subsidiariteit (minder ingrijpende optie) spelen een belangrijke bij de beoordeling van een beroep hierop.