Het algemeen deel van het Wetboek van Strafrecht
Een van de belangrijkste onderdelen van het Nederlandse rechtssysteem is het Strafrecht. Het strafrecht is vastgelegd in de wet. Dit is ook wel bekend onder de naam: Wetboek van Strafrecht. Het Wetboek van Strafrecht kan worden verdeeld in een algemeen en bijzonder deel. In dit artikel gaan we verder in op het algemeen deel van het Wetboek van Strafrecht.
Het strafrecht
Het strafrecht is gekenmerkt doordat het aan een bepaalde gedraging, een bepaalde straf verbindt. Het materiële strafrecht geeft aan welke feiten precies strafbaar (kunnen) zijn en met welke sancties dit kan worden bestraft. Dit materiële strafrecht is vastgelegd in het Wetboek van Strafrecht. Aan de andere kant is er ook nog een formeel strafrecht, ook wel het strafprocesrecht genoemd. In het strafprocesrecht zijn voorschriften vastgelegd over verschillende zaken zoals hoe een dader opgespoord moet worden bij een delict, hoe een terechtzitting plaatsvindt en hoe een bepaalde straf wordt opgelegd.
Het belang om het verschil te weten tussen het materiële en formele strafrecht is van groot belang. Niet omdat beiden een verschillend doel hebben, maar ook omdat deze in verschillende delen van het Wetboek van Strafrecht zijn vastgelegd.
Er is één Wetboek van Strafrecht. Deze kan echter onderscheiden worden in een algemeen deel, en een bijzonder deel. Het materiële strafrecht is (op enkele uitzonderingen na) vastgelegd in het algemeen deel van het Wetboek van Strafrecht. Het formele strafrecht daarentegen is voornamelijk vastgelegd in het bijzondere deel van het Wetboek van Strafrecht.
Het wetboek van strafrecht; het algemeen deel
Een van de belangrijkste delen van het strafrecht is het WvS, ofwel het Wetboek van Strafrecht. Hierin heeft de wetgever regelgeving in opgenomen die in principe gelden voor alle strafwetten, in formele en materiële zin; dus voor alle strafbare feiten. Uitzondering op dit principe zijn de gevallen van het ‘bijzonder strafrecht’, zoals het militair strafrecht en andere wetten in formele zin. De afzonderlijke strafbepalingen van met name lagere wetgevers worden zodoende geregeerd door de opvattingen van de nationale wetgever omtrent algemene aangelegenheden van het strafrecht als zodanig.
De centraal geregelde aangelegenheden hebben globaal gesproken op 5 terreinen betrekking:
- Het werkingsgebied der strafwetten, voorwaarden voor vervolgbaarheid, en uitvoerbaarheid der straf
- De verschillende straffen en maatregelen
- Algemene leerstukken als: uitsluiting en verhoging der strafbaarheid, poging en voorbereiding, deelneming en samenloop
- Bijzondere bepalingen voor jeugdigen
- Betekenis van sommige uitdrukkingen
De slotbepaling tenslotte, artikel 91, maakt de voorgaande onderwerpen toepasselijk op de gehele wetgeving, dus ook op die van de lagere wetgevers. Deze wetgever die het Wetboek van Strafrecht tot stand bracht, kan overigens wel van zijn eigen wetten afwijken. Dit wordt ook wel in het Latijns benoemd als: lex posterior derogat legi anteriori.
Aangezien in het algemeen deel van het wetboek van strafrecht bepaald wordt dat poging, voorbereiding en medeplichtigheid alleen bij misdrijven strafbaar zijn, en lagere wetgevers slechts overtredingen mogen creëren, volgt hieruit dat wij op lager niveau dan de nationale wetgever in principe nooit strafbare poging, voorbereiding of medeplichtigheid kunnen ontmoeten.
Waarom is er een algemeen deel?
Het algemeen deel van het wetboek van strafrecht is niet zomaar een praktische oplossing van wetgevingstechniek; het is een uitvloeisel van het legaliteitsbeginsel. Het moet voorkomen dat de formulering en bestraffing van delicten willekeurige aangelegenheden worden, al naar gelang de ernst van het geval. Het geeft aan waar strafbaarheid begint en waar deze eindigt (denk hierbij aan zaken zoals welke straffen men riskeert bij een overtreding etc.). In het algemeen behoort het algemeen deel van het wetboek van strafrecht bij te dragen aan een gevoel dat men weet waar men aan toe is.