Het kort geding
Civiele procedures bij de rechtbank zijn zeer tijdrovend. Het aanleveren van feiten, stankdpunten en bewijs kosten tijd, ook het oordeel van de rechter is niet zomaar aangevoerd, deze moet zorgvuldig worden genomen en overwogen. Dit alles zorgt er voor dat procedures lang duren en voor veel mensen dan ook geen optie zijn. Daarom kennen wij in Nederland de kort geding procedure. Deze procedure is veel korter, bepaalde elementen uit de normale procedure zijn weggelaten of gaan veel sneller.
Inleiding
Het kort geding is een procedure die wordt gevoerd voor één rechter, in art. 50 Wet op de rechterlijke organisatie (RO) wordt hij de voorzieningenrechter genoemd. Dit is vaak de president van de rechtbank en in sommige gevallen de kantonrechter, beide worden ook wel aangeduid met de term 'kortgedingrechter'. De beslissing in een kort geding zorgt er in de meeste gevallen niet voor dat de rechtsstrijd tussen twee partijen eindigd. Het kort geding is een voorlopige voorziening, meestal wordt nog doorgeprocedeerd, of wordt al geprocedeerd, in een normale zaak, de bodemprocedure of hoofdzaak genoemd. Het kort geding is geregeld in art. 254 e.v. Rechtsvordering (Rv).
Vroeger gebruikte men het kort geding amper, een aantal zaken hebben een toename sterk beïnvloed. Allereerst nam de Hoge Raad in 1919 een ruimere opvatting aan over het begrip onrechtmatige daad. Veel vaker kon men nu van een onrechtmatige daad spreken. Sommige rechtsgebieden zijn binnen het kort geding en binnen het onrechtmatige daad recht sterk uitgebreid. In 1932 werd het principe van de dwangsom ingevoerd. Ook dit werd later vaak gevorderd bij de kortgedingrechter.
Het kort geding
Voordat men een kort geding kan starten, moet men aan verschillende vereisten voldoen. Als eerste moet de zaak geschikt zijn om in kort geding te worden beslist. Een zaak mag niet te ingewikkeld zijn, dan is de zaak ongeschikt voor een kort geding en kan men terecht bij een gewone rechter in een bodemprocedure. Als tweede moet sprake zijn van spoedeisendheid. Het ingrijpen van de rechter moet wel nodig zijn en daarnaast moet niet kunnen worden gewacht op een normale procedure. Of sprake is van spoedeisendheid hangt af van een belangenafweging die de rechter ambtshalve moet uitvoeren. Hierbij wordt gekeken naar de positie van de partijen en hoe waarschijnlijk het is dat één van beide partijen wint.
Het derde punt is lastiger. Het spoedeisende belang (hiervoor besproken) moet een voorziening bij voorraad zijn. Dit wordt ook wel uitgelegd als een ordemaatregel waarmee vooruit wordt gelopen op de beslissing die in de bodemprocedure zou kunnen worden gegeven. Een vonnis in een kort geding moet dus vooruit lopen op een vonnis in de normale procedure, het vonnis uit het kort geding mag zodoende niet een vorm van den definitief vonnis zijn, dit is overgelaten aan de rechter in de bodemprocedure. Zo mogen in het kort geding geen constitutieve of declaratore vonnissen worden uitgesproken. Een constitutief vonnis vormt een nieuwe rechtstoestand of heft een bepaalde rechtstoestand op (bijv. ontbinding of vernietiging). Een declaratoor vonnis stelt een bepaalde rechtstoestand vast, de rechter zegt hierbij bijvoorbeeld dat de eiser eigenaar is. Beide vonnissen geven een soort definitief vonnis en in kort geding is dit niet wenselijk.
De kortgedingrechter beslist op grond van een belangenafweging. Dit is vaak lastig voor de rechter, omdat hij zich in beginsel dient te richten op de mogelijke uitkomst van het geschil in de bodemprocedure. Hij zal zich daarom ook voornamelijk richten op de juridische punten. De kortgedingrechter kan van zijn oordeel afzien als hij vindt dat de eiser voldoende rechten kan verkrijgen op een andere wijze, bijvoorbeeld in een bodemprocedure. Dit mag alleen de kortgedingrechter zeggen, een andere rechter moet altijd oordelen!
Bevoegdheid
Bij de bevoegdheid van de kortgedingrechter moeten we kijken naar drie punten: de internationale bevoegdheid, de absolute bevoegdheid en de relatieve bevoegdheid. Bij de internationale bevoegdheid gaat het om de vraag of bij een geschil tussen burgers van verschillende staten, de Nederlandse rechter op de één of andere manier bevoegd kan zijn. Hiervoor kijken we in de EEX-verordening in art. 31, waarin staat dat als een staat een kort geding kent, de kortgedingrechter zelfs bevoegdheid heeft als een andere staat bevoegd is in de bodemprocedure te berechten. Veel bevoegdheid dus. De absolute competentie stelt de vraag aan de orde of de rechtbank sector civiel of de rechtbank sector kanton de zaak moet behandelen. De voorzieningenrechter is in dit geval bevoegd van beide soorten zaken kennis te nemen, van civiele zaken en van kanton zaken. Toch mag een kantonrechter in geval van een kanton zaak, ook optreden als voorzieningenrechter. De eiser mag nu kiezen. De relatieve competentie ziet op de plaats (dus bij welke rechtbank) de zitting zal worden gehouden. Hiervoor zijn voor het kort geding geen apparte regels opgesteld. We kijken nu naar de gewone competentieleer, art. 99 e.v. Rv. De eiser mag kiezen: de woonplaats van de gedaagde of de plaats waar de gevraagde voorziening moet worden uitgevoerd.
Regels voor en bij het kort geding
Voor aanvang van het kort geding moet de eiser bij de bevoegde rechter vragen of deze een datum voor de terechtzitting wil bepalen. Hiervoor moet de eiser een concept dagvaarding inleveren met hierin de tijd die de procedure zal gaan kosten en de tijdstippen waarop partijen niet kunnen komen. Een kort geding kan ook in het weekend plaatsvinden. De eiser moet daarnaast gewoon een dagvaarding uitbrengen die aan de eisen van een normale dagvaarding worden gesteld door art. 46 jo. 111 Rv. De dagvaarding moet hierdoor gemotiveerd zijn en er moet voldaan zijn aan de bewijsaandraagplicht. De normale termijn van art. 114 Rv voor het uitbrengen van de dagvaarding geldt, tenzij deze verkort kan worden door art. 117 Rv. Daarnaast kan de eiser de zaak tot aan de terechtzitting gewoon intrekken.
Van belang is dat de eiser een vertegenwoordiger moet meenemen, dus een advocaat. De gedaagde hoeft dit niet, maar dit mag wel. Daarnaast vindt er geen conclusiewisseling plaats tussen partijen en ook bewijs hoeft niet te worden geleverd! Bewijslevering kan wel, maar een bewijsaanbod hoeft niet te worden geaccepteerd. Belangrijk is dat de kortgedingrechter het vonnis uitvoerbaar bij voorraad kan verklaren zonder aandringen van een partij.
Binnen vier weken kan iemand hoger beroep instellen tegen een kort geding vonnis. Dit is acht weken voor cassatie. Ook het instellen van verzet is mogelijk. Na het vonnis kan de bodemprocedure aanhangig worden gemaakt, soms zien partijen daarvan af.
De bodemrechter is niet gehouden aan het vonnis van de kortgedingrechter, zegt art. 257 Rv. Er kan dus bij de bodemprocedure een ander beslissing worden genomen, waardoor een andere partij in het gelijk wordt gesteld. Als ondertussen het vonnis al tenuitvoer is gelegd, kan het zijn dat gedaagde (als de eiser nu verloren heeft en toen gewonnen) schade heeft gelijd. Als geld is betaald, kan men dit terugvorderen met een actie uit onverschuldigde betaling. Als er niks kan worden terugbetaald, kan het zijn dat wordt geconcludeerd dat de winnaar onrechtmatig heeft gehandeld jegens de verliezer, waardoor de winnaar schadevergoeding moet betalen aan de verliezer.
Reacties
Andras, 18-03-2013
Geachte, als een rechter in een kortgeding een uitspraak heb gedaan over een uithuis zetting op 3 mei-is dat definitief of gaat dat niet door als men in hoger beroep gaat of een bodem procedure start. Vr.gr.van andras.
Reactie infoteur, 22-06-2013
Hoger beroep heeft in dit geval helaas geen schorsende werking. De maatregel zal gewoon uitgevoerd worden.
M. P. Jasper, 10-09-2012
Ik moet als gevolg van een procedure een rekening betalen aan de tegenpartij. Door beslaglegging op mijn onroerend goed rekening is de vordering in handen van een gerechtsdeurwaarder die mij een rekening stuurt welke niet compleet is. Omdat deze rekening niet te voldoen is en de ontbrekende informatie door mij wel geleverd is blijf de representeerde rekening onveranderd. Erger nog als ik de rekening wil voldoen kan de notaris belast met de executoriale verkoop van mijn o.g. geen antwoord geven op de omvang van de rekening. Wat hiermee te doen?
Reactie infoteur, 13-09-2012
Sorry, maar ik ben niet bekend genoeg met de feiten en de omstandigheden van deze procedure. Ik raad u aan om deskundig advies in te winnen.
Leo, 05-06-2012
Ik heb de volgende vragen;
Is de tegenpartij verplicht haar verweer met bijlagen aan te leveren zoals door de rechtbank bepaalt?
Kunnen er beperkingen worden opgelegd wanneer de rechter de zaak heropend in een voorlopige voorziening?
Reactie infoteur, 05-06-2012
Gezien het aantal vragen die u mij stelt, lijkt het me verstandig dat u contact opneemt met een juridisch adviseur die u verder kan helpen. Wat ik wel kan zeggen is dat een rechter in principe binnen 6 weken uitspraak doet. Dit kan echter verlengt worden. De rechter kan in een voorlopige voorziening in de meeste gevallen wel beperkingen opleggen.
C. V. D. Lande, 08-03-2012
Ik heb een vraag. Kan ik een kort geding aanspannen tegen de notaris waar de erfenis nu al 14 jaar op de rekening staat? Het betreft een erfrechtzaak van een familie. Kan een rechter de notaris dwingen aan de hand van het testament de verdeling uit te betalen? Ik wacht uw antwoord af.
Reactie infoteur, 09-03-2012
Een kort geding aanspannen zou in principe kunnen. Hiervoor heb je in beginsel wel een advocaat nodig. Veel succes!