Wanprestatie: volgens het Romeinse recht
Het Romeinse recht is van zeer grote invloed geweest op ons eigen Nederlandse recht. Ook in de Romeinse tijd kende men al het begrip tekortkoming, oftwel de wanprestatie. De Romeinen ontwikkelden al tijden regels over een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis, deze regels wijken vaak maar weinig van onze huidige regels af. Hier een korte uiteenzetting van de wanprestatie in het Romeinse recht.
Mora of casus
Een wanprestatie wordt in ons dagelijks taalgebruik ook wel een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis genoemd. Ook de Romeinen waren (natuurlijk) al bekend met het fenomeen wanprestatie. Zij ontwikkelden daarom belangrijke regels over de tekortkoming en de gevolgen daarvan. Deze regels hebben wij als Nederlanders, maar ook andere delen van Europa, grotendeels overgenomen uit het Romeinse recht. Er zijn natuurlijk aanpassingen geweest, maar de grondbeginselen stammen nog steeds uit de Romeinse tijd.
Als twee personen een verbintenis aangaan, bijvoorbeeld een overeenkomst, dan ontstaan vaak voor beide partijen verplichtingen. Als één van beide partijen, vaak de schuldenaar, de verbintenis of een verplichting niet juist, niet tijdig of helemaal niet nakomt, spreekt men al gauw van wanprestatie. De Romeinen gingen er vanuit, dat als de wanprestatie aan de schuld (culpa) van de schuldenaar valt te wijten, de schuldenaar ook voor de vaak nadelige gevolgen moet instaan. Als er geen sprake is van culpa, is er vaak sprake van casus, ook wel overmacht genoemd. De tekortkoming en de overmacht worden in ons huidige wetboek respectievelijk in 6:74 lid 1 BW en 6:75 BW besproken. Bij overmacht komen de nadelige gevolgen vaak op het bord van de schuldeiser, soms moet de schuldenaar als nog de nadelige gevolgen zelf dragen.
Als een schuldenaar een prestatie niet op tijd weet te leveren, spraken de Romeinen wel van mora, oftewel van verzuim. Van verzuim kan meestal pas sprake zijn als de schuldenaar in gebreke is gesteld. Dit principe geldt nu nog steeds trouwens. De ingebrekestelling (interpellatio) is een manier om de schuldenaar duidelijk te maken dat hij of zij op moet schieten met presteren, er wordt een uiterste datum voor het nakomen van de verbintenis gesteld. Als deze uiterste datum is verstreken, komt de schuldenaar in verzuim. Verzuim kan ook van rechtswege optreden, dat kan zowel in het Romeinse recht als in het Nederlandse recht. In beide rechtssystemen kan verzuim van rechtswege optreden als de verbintenis strekt tot een fatale termijn: er is dus een termijn van leveren van de prestaties bekend, heeft de schuldenaar dan nog niet gepresteerd, dan treedt hij van rechtswege in verzuim.
Naast deze verzuim van rechtswege regel, kent het Romeinse recht nog een aantal andere regels waarbij je direct in verzuim treedt. Als bijvoorbeeld in de aard van de verbintenis ligt besloten dat te laat presteren niet mogelijk is, zoals te laat materialen leveren voor een andere geplande afspraak, dan treedt ook van rechtswege verzuim op. Daarnaast is het natuurlijk ook niet handig om de schuldenaar nog een ingebrekestelling te sturen, als deze al tekort komt in de nakoming, ook dan treedt hij van rechtswege in verzuim. Als laatste geldt dat, als de schuldenaar de prestatie weigert te verrichten of de prestatie onmogelijk maakt, treedt hij ook direct in verzuim.
De vergoeding
Als er eenmaal wanprestatie was vastgesteld en dit kon worden toegerekend aan de schuldenaar, kon de schuldeiser een schadevergoeding eisen. Het is van belang om te weten dat de schadevergoeding bij de Romeinen in eerste instantie uitging van de waarde van de prestatie, niet meer en niet minder. De schadevergoeding was dus over het algemeen in geld. Later ging men de schadevergoeding anders bekijken en werd soms niet alleen de prestatie vergoed, maar ook bijvoorbeeld de gederfde winst. Dit wil zeggen, dat als de schuldenaar niet op tijd levert en de schuldeiser hierdoor verlies draait of geen winst kan maken, de schuldenaar ook aansprakelijk is voor die schade om te vergoeden.
Was er sprake van een wederkerige overeenkomst waarbij partijen over en weer verplichtingen op zich namen, dan kon één van beide partijen de verbintenis opschorten. Zo hoeven beide partijen niet meer prestaties te verrichten. Het opschortingsrecht geldt nu nog steeds. Tegenwoordig kennen wij naast het opschortingsrecht ook het recht op ontbinding. Hierdoor kan één van beide partijen de verbintenis ongedaan maken, waardoor er tegelijkertijd een nieuwe verbintenis tot ongedaanmaking onstaat. Dit recht van ontbinden kennen de Romeinen echter niet, omdat men alleen veroordeeld kon worden tot betaling van een geldsom.
© 2010 - 2024 Maria_louise91, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Wanprestatie: het boetebedingNiet-nakoming van een verbintenis, oftwel wanprestatie, komt vrij vaak voor. Vele partijen houden er dan ook bij het slu…
Bronnen en referenties
- 'Prota: Vermogensrechtelijke leerstukken aan de hand van Romeinsrechtelijke teksten', J.H.A. Lokin, achtste druk.