Wanprestatie: toerekening of overmacht?
Als uw wederpartij zijn verplichtingen uit de verbintenis die deze wederpartij met u heeft gesloten, niet of niet in zijn geheel nakomt, spreken wij van wanprestatie. Om in aanmerking te komen voor schadevergoeding moet worden gekeken of de wanprestatie aan de schuldenaar kan worden toegerekend of dat er sprake is van overmacht.
De wet
Wanprestatie, oftewel een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis is geregeld in artikel 74 van boek 6 van het Burgerlijk wetboek. In het eerste lid van dit artikel staat het volgende: 'Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend'. Deze zin leert ons, dat een schuldenaar in principe verplicht is om de schade uit wanprestatie te vergoeden, tenzij dit hem niet valt toe te rekenen. Deze toerekenbaarheid moet de schuldenaar zelf bewijzen: het woordje 'tenzij' in de bepaling duidt hier namelijk op.
Artikel 75 van boek 6 van het Burgerlijk wetboek vertelt ons wanneer een tekortkoming niet aan de schuldenaar valt toe te rekenen. De tekortkoming moet dan niet te wijten zijn aan zijn schuld, krachtens de wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen. Als de tekortkoming niet is toe te rekenen, spreken wij van overmacht. In geval van overmacht hoeft de schuldenaar geen schadevergoeding te betalen. Een uitzondering hierop vormt artikel 78 van boek 6 van het Burgerlijk wetboek. In dit artikel staat omschreven wanneer een schuldenaar wel schadevergoeding moet betalen ondanks de overmacht.
Toerekenbaarheid
Het eerste criterium in artikel 75 zegt dat een tekortkoming niet aan de schuldenaar is te wijten als dit niet door zijn schuld is veroorzaakt. Er is sprake van schuld als de schuldenaar bij het uitoefenen van de verbintenis niet voldoende zorg heeft betracht en daardoor schade heeft veroorzaakt. Om te toetsen of een schuldenaar onzorgvuldig heeft gehandeld, wordt de objectieve zorgvuldige schuldenaar daarbij betrokken. Met andere woorden, hoe had een schuldenaar die wel zorgvuldige handelde in hetzelfde geval gehandeld of moeten handelen. Blijkt nu dat de onzorgvuldige schuldenaar niets te verwijten valt, dan is er sprake van een niet-toerekenbare tekortkoming.
Als tweede criterium noemt artikel 75 krachtens de wet. Wettelijke voorschriften kunnen er dus voor zorgen dat een schuldenaar wel of juist niet toerekenbaar tekort komt. In dit opzicht moeten we artikel 76 van boek 6 van het Burgerlijk wetboek over hulppersonen eens nader bekijken. Dit artikel bepaalt dat als de schuldenaar tijdens het uitoefenen van de verbintenis gebruik maakt van ondergeschikten of andere hulppersonen, de schuldenaar op gelijke wijze aansprakelijk is voor deze mensen als voor zichzelf. Men legt dus dezelfde maatstaf aan voor de toerekening alsof het de schuldenaar zelf betreft. Wie nou precies een hulppersoon is, is soms moeilijk te zeggen. De Hoge Raad heeft daarom in haar arrest van 14 juni 2002 (NJ 2002, 495) het één en ander over de hulppersoon bepaald. De kring van hulppersonen moet niet ruim getrokken worden, met andere woorden je wordt niet snel als hulppersoon aangemerkt. Hierbij is het criterium dat je alleen als hulppersoon kunt worden aangemerkt wanneer je ook echt helpt bij het uitvoeren van de betreffende verbintenis. Als werkgever bent u dus enkel aansprakelijk voor de werknemers die bijvoorbeeld onrechtmatig handelen wanneer zij worden gebruikt bij de uitoefening van de verbintenis (Geldnet/Kwantum).
Een tweede artikel die ziet op de wettelijke voorschriften is artikel 77 van boek 6 van het Burgerlijk wetboek. Dit artikel ziet op het gebruik van hulpzaken door de schuldenaar. De meeste mensen zullen bij de uitvoering van een verbintenis materialen gebruiken: onderzoeksmateriaal, ladders, verf en andere zaken. Als deze zaken lijden tot een gebrek in het leveren van de prestatie bij een verbintenis, kan dit lijden tot een tekortkoming. In principe is de schuldenaar verantwoordelijk voor de schade die ontstaat nadat gebruik is gemaakt van bepaalde materialen. In dit artikel staan een drietal uitzonderingen die er voor kunnen zorgen dat de schuldenaar toch niet aansprakelijk is!
In artikel 75 wordt tevens het begrip rechtshandeling genoemd. Dit is een lastige uitzondering en daarom wordt hier in een later artikel meer aandacht aan besteed. Nu kan ik u in het kort zeggen dat het hier gaat om een vrijtekening of een garantie van de schuldenaar. In veel gevallen kan de schuldenaar zich van te voren (voor de verbintenis) vrijtekenen van bepaalde voorvallen, zoals het ontstaan van schulden. Daarnaast kan de schuldenaar juist veel verantwoordelijkheid op zich nemen, door garanties te stellen.
Als laatste spreekt artikel 75 over de verkeersopvatting. Ook dit is een ruim begrip. Denk hierbij aan zaken die mensen in de samenleving normaal vinden. Wat is maatschappelijk geaccepteerd en wat niet. Hier kan ik noemen bijvoorbeeld voorzienbare onstandigheden. Als iets voor een schuldenaar van te voren zeer duidelijk is, bijvoorbeeld hij weet dat er schade gaat ontstaan, dan is er zeker sprake van toerekenbaarheid. Andersom is dat natuurlijk niet het geval. Ook bijvoorbeeld onervarenheid van de schuldenaar kan in de meeste gevallen niet lijden tot overmacht (niet-toerekenbare tekortkoming). Ook een werkstaking kan (als deze wel in ieder geval gedeelte door de schuldenaar is veroorzaakt) eigenlijk niet lijden tot een overmachtssituatie!
Als er dus sprake is van een terkortkoming in de nakoming van een verbintenis, moet de schuldenaar in beginsel de schade zelf vergoeden. Dit hoeft echter niet als er sprake is van één van de vier genoemde uitzonderingen in artikel 75, deze uitzonderingen lijden dan tot overmacht van de schuldenaar.
Lees verder