Wanprestatie: is nakoming tijdelijk of blijvend onmogelijk?
Als uw wederpartij zich niet houdt aan zijn verplichtingen uit de verbintenis die u met hem heeft, spreken wij van wanprestatie. In de wet staat dit bekend als een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis. Voordat we echter kunnen zien of er sprake is van wanprestatie, moeten we kijken naar de tekortkoming zelf: is nakoming nog mogelijk, of is het blijvend onmogelijk geworden?
Mogelijkheden
Na het sluiten van een overeenkomst zijn u en uw wederpartij wettelijk verbonden om de verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien na te komen. De prestaties die aan deze overeenkomst hangen moeten dus worden geleverd. Als dit niet het geval is en er is een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis, dan spreken we van wanprestatie (in het wettelijk kader van een tekortkoming). Zie voor een inleiding en een aantal voorbeelden van wanprestatie dit inleidende artikel:
Wanprestatie: omschrijving en wettelijk kader.
Een prestatie moet in principe naar behoren geleverd worden. In geval van wanprestatie zien we dat de schuldenaar zijn verplichting niet kan nakomen. Het kan echter ook zo zijn dat de verplichting niet goed is nagekomen, doordat er een gebrek kleeft aan een product of een prestatie. Daarnaast is het nog mogelijk dat een prestatie niet geheel wordt verricht, de overeenkomst of de verbintenis is dan dus niet helemaal nagekomen. Al deze vormen van niet nakoming kunt u beschouwen als een wanprestatie.
Voor de schuldeiser is het van groot belang om te weten wat zijn mogelijkheden zijn. Het is dan ten eerste van belang om te controleren of de prestatie nog kan worden verricht of niet. Met andere woorden kunnen we stellen: is nakoming van de prestatie tijdelijk onmogelijk of is de nakoming blijvend onmogelijk. Er zijn ontzettend veel van dit soort gevallen en ik zal dan ook zo kort en bondig mogelijk de twee mogelijkheden uiteenzetten.
Nakoming is blijvend onmogelijk
Als een verbintenis blijvend niet kan worden nagekomen, spreekt men van blijvende onmogelijkheid in de nakoming van een verbintenis. We kunnen hier twee vormen onderscheiden: de absolute onmogelijkheid en de relatieve onmogelijkheid. Bij de absolute onmogelijkheid is het uitgesloten dat er nog nagekomen kan worden. Hierbij kan de schuldenaar de prestatie dus nooit meer verrichten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de verkoop van een huis.
Voorbeeld 1
Koper en verkoper sluiten een koopovereenkomst en de overdracht van het huis zal later plaats gaan vinden. Helaas gaat het huis een paar dagen voor de overdracht in vlammen op. De verkoper kan het huis nu niet meer leveren en pleegt dus in feite wanprestatie tegenover de koper van het huis. Hierbij zien we dat de zaak te niet is gegaan en de prestatie tot levering van het huis niet door kan gaan.
Voorbeeld 2
Een verbintenis tot niet-doen kan ook leiden tot een absolute onmogelijkheid tot nakoming. Denk bijvoorbeeld aan iemand die zijn winkel verkoopt aan een ander en in de overeenkomst opneemt dat hij de koper van de winkel niet zal beconcurreren in de aankomende drie jaar. Als de verkoper van de winkel dit wel doet, pleegt hij jegens de koper van de winkel wanprestatie. Het feit dat er al is beconcurreerd, kan niet meer worden teruggedraaid, de verplichting kan niet meer worden nagekomen en er is dus weer sprake van een onmogelijkheid in de nakoming.
Van relatieve onmogelijkheid is sprake als de verbintenis om praktische redenen niet kan worden nagekomen. In absolute zin zou de prestatie nog kunnen worden geleverd, echter wordt dit dan zo moeilijk en bezwaarlijk voor de schuldenaar dat het onrechtvaardig zou zijn om de prestatie te moeten leveren.
Voorbeeld 3
Een verkoper van dure, met de hand gemaakte kleding, verkoopt aan een klant een dure jurk. Tijdens het transport van de jurk raakt deze echter zwaar beschadigd en wordt onverkoopbaar. Natuurlijk kan de verkoper de klant een andere jurk leveren, echter is de gekochte, zeldzame jurk kapot en zo kan de verkoper niet meer aan zijn verplichtingen voldoen. Hier is sprake van een relatieve onmogelijkheid.
Naast de absolute en de relatieve onmogelijkheid onderscheiden we ook nog de juridische en de morele onmogelijkheid. Als de overheid een bepaalde prestatie verbied, kan deze niet plaatsvinden en zal de schuldenaar dus wanprestatie plegen. De plicht om aan een wettelijke regeling te voldoen weegt zwaarder dan het voldoen aan de verplichting jegens bijvoorbeeld een contract. Daarnaast is sprake van een morele onmogelijkheid als de schuldenaar de prestatie enkel kan leveren met gevaar voor eigen of andermans leven of andere bezwaarlijke zaken zoals gezondheid of vrijheid.
Nakoming tijdelijk onmogelijk
Bij een tijdelijke onmogelijkheid tot nakoming van de prestaties is er een vertraging in de nakoming van een verbintenis. Alle hierboven genoemde voorbeelden van onmogelijkheid in de nakoming zijn ook vaak van toepassing op de tijdelijke onmogelijkheid in de nakoming. Hierbij kunnen we denken aan een tijdelijk vervoersverbod van de overheid. De prestatie kan dan niet worden geleverd en de schuldenaar pleegt dan wanprestatie. Toch is het niet altijd onmogelijk om te leveren en dus zou het kunnen zijn dat de schuldeiser als nog nakoming van de verplichting kan vorderen. Een tijdelijke niet nakoming van de verplichting kan ook lijden tot een blijvenden onmogelijkheid, indien in ons voorbeeld het vervoersverbod bijvoorbeeld niet meer wordt opgeheven.
Als schuldeiser kun je in eerste instantie nakoming van de verplichting vorderen. Dit kan bij blijvende onmogelijkheid niet. Er is hierbij ook een mogelijkheid tot opschorten of tot ontbinden, hierover later meer. Een belangrijke factor bij het plegen van wanprestatie is natuurlijk het recht dat ontstaat op schadevergoeding. Dit kan bestaan uit een recht op vervangende schadevergoeding of een recht op schadevergoeding voor de al geleden schade voordat de verplichting eventueel nog wordt nagekomen. Ook hierover later meer.
Lees verder