Arresten uitgelicht: het Lindenbaum/Cohen-arrest
Het Lindenbaum/Cohen-arrest werd in 1919 door de Hoge Raad gewezen. Dit arrest is van grote betekenis geweest voor ons Burgerlijk recht. In deze zaak geeft de Hoge Raad namelijk een veel ruimere betekenis aan het begrip onrechtmatige daad, waardoor de latere rechtspraak wezenlijk is veranderd.
De casus
Het Lindenbaum/Cohen verhaal speelt zich af in 1915, bijna honderd jaar geleden dus! Toch is deze zaak nog steeds van groot belang voor onze rechtsvinding, voornamelijk in het Burgerlijk recht. In 1915 hadden Lindenbaum en Cohen beide een drukkerij in Amsterdam. Ze concurreerden hevig met elkaar, wat de prijzen duidelijk beïnvloedde. Om de concurrentie te drukken, denkt Cohen er verstandig aan te doen om een bediende van Lindenbaum om te kopen. Deze bediende zal vervolgens voor Cohen gaan spioneren. Zo krijgt Cohen belangrijke informatie over de werkwijze en de prijzen binnen het bedrijf van Lindenbaum. Zo krijgt Cohen ook informatie over offertes met klanten, waardoor hij zelf de prijzen kan verlagen en zo de klanten naar zich toe probeert te trekken. Als Lindenbaum achter de spionage komt, daagt hij Cohen voor de rechtbank en vordert een schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad.
De zaak
Zoals hierboven duidelijk is geworden, is deze oude zaak nog steeds zeer van belang in onze samenleving. De hele zaak draait om één vraag: is er hier sprake van een onrechtmatige daad? In de tijd van Lindenbaum en Cohen staat er over de onrechtmatige daad maar weinig in de wet. Men handelt enkel onrechtmatig als hij of zij handelt in strijd met een rechtsplicht. Dit betekent dat als iemand iets nalaat om te doen, terwijl dit eigenlijk wel gedaan had moeten worden. In de Lindenbaum/Cohen zaak kan echter niet echt gesproken worden van een nalaten van een rechtsplicht. Cohen heeft echter wel iets gedaan wat niet maatschappelijk te verantwoorden valt. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan omkoping en spionage en zo ook aan oneerlijke concurrentie. Aan het begin van de negentiende eeuw was hier echter nog geen wettelijke regel voor en zou Cohen dus in feite vrij uit moeten gaan. Dit vond de Hoge Raad echter te ver gaan.
Het oordeel
De zaak begint in 1916 bij de Rechtbank. De rechter wijst hier de vordering van schadevergoeding toe aan Lindenbaum. Cohen gaat tegen deze beslissing in Hoger Beroep bij het Gerechtshof. Hier wordt de zaak opnieuw bekeken en onderzocht. Het Hof verklaart Lindenbaum echter niet-ontvankelijk, omdat de zaak niet is gebaseerd op een bestaande wettelijke bepaling. Er staat namelijk niet duidelijk in de wet aangegeven dat Cohen onrechtmatig handelde. Hij handelde namelijk niet in strijd met een rechtsplicht of liet iets na. De zaak gaat in cassatie en gaat dus naar de Hoge Raad. Deze is het niet eens met het Hof en casseert de zaak. De Hoge Raad is het eerder eens met de rechtbank. Zij geeft hiervoor duidelijk een aantal zeer nieuwe criteria aan. De Hoge Raad zegt namelijk onder andere: '(…) onder de onrechtmatige daad is te verstaan een handelen of nalaten, dat of inbreuk maakt op een anders recht, of in strijd is met des daders rechtsplicht of indruist, hetzij tegen de goede zeden, hetzij tegen de zorgvuldigheid, welke in het maatschappelijke verkeer betaamt ten aanzien van een anders persoon of goed, terwijl hij door wiens schuld ten gevolge zijn daad aan een ander schade wordt toegebracht, tot vergoeding daarvan is verplicht'.
De criteria
Uit het bovenstaande blijkt, dat de Hoge Raad een aantal criteria toevoegd aan de al bestaande criteria voor het bewijzen van een onrechtmatige daad. Voor 1919 bestond eigenlijk alleen het criterium dat iemand zijn rechtsplicht heeft nagelaten. Na het Lindenbaum/Cohen-arrest, kunnen wij hier een aantal critiria aan toevoegen.
Zo zien we dat Cohen bij zijn handelen had moeten nadenken over de goede zeden. Dit wordt ook wel gelijk gesteld met de openbare orde. Was zijn handelen niet toegestaan, was het onacceptabel, was het tegen de goede zeden en de openbare orde? Het antwoord luidt bevestigend. Naast het criteria 'de goede zeden', bestaat er nog een ander, belangrijker criterium. Als iemand handelt in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt ten aanzien van een ander persoon of zijn goederen. Dit betekent dat een ander zorgvuldig om moet gaan met personen en zijn zaken en dat deze een ander of zijn goederen niet opzettelijk (of per ongeluk) mag beschadigen. Dit criterium is erg breed, want wat wordt er nou precies gezien als maatschappelijke zorgvuldigheid en wanneer is er sprake van een overtreding van dit criterium. Iedereen begrijpt dus wel dat de rechtspraak hier zeer door is veranderd. Door deze nieuwe regel, die tevens in onze wet is opgenomen, kunnen vele zaken worden opgelost en kan al snel iets worden gezien als een onrechtmatige daad! Een hele uitbreiding van het begrip onrechtmatige daad dus.
© 2010 - 2024 Maria_louise91, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Onrechtmatige daadÉén van de belangrijkste bronnen van verbintenissenrecht is de onrechtmatige daad. De onrechtmatige daad is een veel voo…
Bronnen en referenties
- Het Lindenbaum/Cohen-arrest: HR 31-12-1919, NJ 1919, 161