Duurovereenkomst opzeggen: de redelijke opzegtermijn
Sinds het arrest van de Hoge Raad (28 oktober 2011) in de zaak Gemeente De Ronde Venen/SNU en Stedin geldt dat de duurovereenkomst (zoals bijvoorbeeld distributie-, samenwerkings-, franchise-, aandeelhouders- en licentieovereenkomsten) die voor onbepaalde tijd is aangegaan in beginsel kan worden opgezegd. Met de woorden in beginsel heeft de Hoge Raad enerzijds tot uitdrukking gebracht dat niet in alle gevallen de overeenkomst zonder meer kan worden opgezegd en anderzijds aan de opzegging voorwaarden - zoals een redelijke opzegtermijn en een vervangende schadevergoeding - kunnen worden gekoppeld wil deze effect sorteren.
Inhoudsopgave
Wat is een duurovereenkomst
Met het adagium
zoekt en gij zult vinden in gedachte komt men bedrogen uit wanneer het gaat om de wettelijke definiëring van de duurovereenkomst. De duurovereenkomst is namelijk niet wettelijk gedefinieerd noch voorzien van een algemene regeling in het Nederlandse Burgerlijk Wetboek. Gelukkig biedt de literatuur omtrent de definiëring van de duurovereenkomst enige houvast. Zo heeft Strijbos reeds in 1985 de duurovereenkomst omschreven als:
'Een overeenkomst waaruit ofwel een voortdurende verbintenis voortvloeit ofwel een verplichting om gedurende zekere tijd periodiek, of zo dikwijls als de schuldeiser daartoe de wens te kennen geeft, een zekere prestatie te verrichten (ongeacht of deze voortdurende is).'
Ook andere auteurs, zoals Hammerstein & Vranken (2003) hebben gepoogd de duurovereenkomst te definiëren. Zij menen dat van een duurovereenkomst kan worden gesproken bij:
Het bestaan van een rechtsverhouding waarbij partijen zich hebben verbonden gedurende een bepaalde of onbepaalde tijd over en weer een of meer (-) prestaties te verrichten. De prestaties dienen voortdurend, telkens terugkerend of opeenvolgend te zijn.
Ter afsluiting de definitie van de gezaghebbende auteurs Asser, Hartkamp & Sieburgh (2010) die de duurovereenkomst omschrijven als:
'De overeenkomst die een of beide partijen verplicht tot opeenvolgende dan wel voortdurende prestaties.'
Welke van de voorgaande definities het beste aansluit bij het leerstuk van de duurovereenkomst is lastig te zeggen en wellicht ook minder interessant. Juist het gemeenschappelijke kenmerk van de drie definities vormt de kern van de duurovereenkomst, namelijk het tijdsaspect. Wel men derhalve van een duurovereenkomst kunnen spreken, dan is het noodzakelijk dat deze gedurende een periode wordt volgehouden. Hiermee onderscheidt de duurovereenkomst zich van voorbijgaande verbintenissen. Deze zien namelijk op het verrichten van eenmalige prestaties, zoals bij een normale koopovereenkomst.
Bepaalde of onbepaalde tijd
Een ander belangrijk aspect van de duurovereenkomst is dat deze voor bepaalde of onbepaalde tijd kan worden aangegaan. De duurovereenkomst voor bepaalde tijd houdt in dat de prestaties enkel verschuldigd blijven zolang de bepaalde tijd voortduurt. Bij de duurovereenkomst voor onbepaalde tijd is geen bepaalde tijd overeengekomen tussen partijen en blijven de prestaties verschuldigd zonder dat daaraan een einddatum is gekoppeld. Het hier gemaakte onderscheid is rechtens relevant omwille van het feit dat de opzeggingsmogelijkheden en ook de te hanteren redelijke opzegtermijn bij de duurovereenkomst voor bepaalde tijd en onbepaalde tijd uiteenlopen. Zo is de duurovereenkomst voor bepaalde tijd in de regel tussentijds niet opzegbaar.
In het vervolg mag dan ook worden uitgegaan van de veronderstelling dat wanneer wordt gesproken van een duurovereenkomst deze ziet op de duurovereenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan. Duurovereenkomsten voor bepaalde tijd blijven verder buiten beschouwing.
Opzeggen duurovereenkomst
In het Nederlandse recht nemen de redelijkheid en billijkheid een bijzondere positie in en kunnen gebieden dat aan de opzegging van een duurovereenkomst voorwaarden worden verbonden. Zo kan, ingevolge
het arrest van de Hoge Raad inzake Gemeente De Ron, onder andere vereist zijn: een voldoende zwaarwegende opzeggingsgrond, het in acht nemen van een redelijke opzegtermijn en/of het betalen van een schadevergoeding.
Redelijke opzegtermijn
De hiervoor genoemde redelijke opzegtermijn heeft als doel om de opgezegde partij in de gelegenheid te stellen om de nadelige gevolgen van het einde van de samenwerking zo goed mogelijk het hoofd te kunnen bieden. Uit het oogpunt van de opzeggende partij geldt daarbij dat een zo kort mogelijke opzegtermijn de voorkeur geniet. Immers, de opzeggende partij wenst de samenwerking tussen de partijen te beëindigen. Aan de andere kant staat de opgezegde partij die mogelijkerwijs belang heeft bij een (tijdelijke) voortzetting van de samenwerking. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan het kunnen terugverdienen van gedane investeringen of het vinden van een nieuwe partij om mee samen te werken.
Geen wetgeving voor een redelijke opzegtermijn
De Nederlandse rechter zal zich moeten buigen over de geschillen die ontstaan bij het bepalen van een redelijke opzegtermijn. /
Bron: Sebastiaan Ter Burg, Flickr (CC BY-SA-2.0)
De wet kent zoals eerder besproken geen definitie van de duurovereenkomst en biedt daardoor ook geen specifieke regels voor het opzeggen van een duurovereenkomst. De opzeggende partij heeft dan ook geen handvatten voor het bepalen van een redelijke opzegtermijn. Het is dan ook niet verwonderlijk dat met name de redelijke opzegtermijn mede gezien de tegenstrijdige belangen in de praktijk voor problemen zorgt en regelmatig aanleiding is voor een conflict tussen partijen. Daarbij speelt ook mee dat in de rechtspraak is bepaald dat bij het niet in acht nemen van een redelijke opzegtermijn de wederpartij doorgaans recht heeft op een vervangende schadevergoeding.
Factoren voor een redelijke opzegtermijn
Maar hoe dient de redelijke opzegtermijn te worden bepaald? Strikte (uniforme) regels voor de duur van een redelijke opzegtermijn zijn helaas uit de rechtspraak niet af te leiden. Dit komt omdat steeds alle omstandigheden van het geval van belang zijn. Evenwel volgen uit de rechtspraak tal van factoren waarmee een opzeggende partij rekening kan houden bij het bepalen van de redelijke opzegtermijn.
Factoren
- de duur van de overeenkomst;
- de belangen van de andere partij;
- de redenen voor opzegging;
- de aard van de overeenkomst;
- de mate van afhankelijkheid van de andere partij;
- het bestaan van een exclusieve samenwerking;
- hetgeen vooraf is gegaan aan de opzegging;
- het vertrouwen van de andere partij op voortzetting van de samenwerking;
- de omstandigheid dat het einde van de samenwerking reeds was aangekondigd;
- de gevolgen voor de bedrijfsvoering van de wederpartij;
- de mate waarin de bedrijfsvoering van de wederpartij is afgestemd;
- investeringen die door de wederpartij zijn gedaan en die nog niet zijn terugverdiend.
Deze opsomming is geenszins uitputtend en gezien het aantal factoren mag dan ook worden geconcludeerd dat het bepalen van een redelijke opzegtermijn maatwerk is. In ieder geval strekt tot aanbeveling om goed na te denken over deze termijn en bij twijfel omtrent de termijn een langere aan te houden. Daarmee kan worden voorkomen dat de beëindiging van de samenwerking uitmondt in een conflict en de andere partij daarbij aanspraak maakt op een (vervangende) schadevergoeding.
Schatting opzegtermijn?
Ondanks het ontbreken van wetgeving, eenduidige rechtspraak en een veelheid aan factoren is door een aantal auteurs getracht om te komen tot een uniforme regel voor het bepalen van de opzegtermijn. Zo hebben onder meer Barendrecht & Van Peursem een algemene schatting gedaan door de opzegtermijn te koppelen aan de duur van de samenwerking tussen partijen (zie onderstaand schema). Evenwel gaat deze handreiking voorbij aan alle andere relevante factoren en moet het schema dan ook worden beschouwd als een hulpmiddel bij het bepalen van de juiste redelijke opzegtermijn. Met dien verstande dat het schema wellicht wel maatgevend kan zijn in situaties waarin andere factoren niet nopen tot een correctie van de opzegtermijn.
Duur overeenkomst | Opzegtermijn |
10 jaar of langer | 1 á 2 jaar |
4 tot 10 jaar | 8 á 12 maanden |
2 tot 4 jaar | 6 maanden |
0 tot 2 jaar | 3 maanden |
Schadevergoeding bij onredelijke opzegtermijn
Een aantal keer is reeds opgemerkt dat de wederpartij van de opzeggende partij onder omstandigheden aanspraak kan maken op een vervangende schadevergoeding. Evenwel geldt dat niet voldoende voor een vervangende schadevergoeding is de enkele omstandigheid dat het opzeggen van de duurovereenkomst leidt tot schade. Als de wederpartij van de opzeggende partij door de opzegging schade lijdt, zal de wederpartij deze schade in beginsel zelf moeten dragen. Uitgangspunt is namelijk dat voor schadevergoeding bij de opzegging van de duurovereenkomst slechts plaats is als er een rechtsgrond aanwezig is om die schade of een deel daarvan voor rekening van de opzeggende partij te laten komen. Van een dergelijke rechtsgrond is onder meer sprake als de opzeggende partij
geen voldoende redelijke opzegtermijn in acht heeft genomen.
Berekening schadevergoeding
De schadevergoeding ter vervanging van de niet in acht genomen opzegtermijn wordt in de regel vastgesteld op basis van de gederfde winst over de periode dat de opzegtermijn had moeten voortduren. Bij het vaststellen van de omvang van de schadevergoeding kan volgens de Rechtbank Utrecht de gemiddelde nettowinst over een afgelopen periode als uitgangspunt worden genomen. Ook kan worden gekeken naar (analoge) toepassing van
artikel 7:442 lid 2 BW, welke ziet op de beëindigingsregeling voor agentuurovereenkomsten. Een andere optie werd in 1997 door Barendrecht en Van Peursem geopperd en gaat uit van een forfaitaire berekening van de winst. Als voorbeeld wordt daarbij genoemd 10% van de gemiddelde omzet over de laatste vijf jaar. Echter, deze optie minder geschikt is omwille van het feit dat deze niet uitgaat van de werkelijke (winst)marges. In die zin zou de wederpartij, die het niet moet hebben van een hoge omzet, maar juist van een hoge winstmarge (> 10%) onredelijk worden benadeeld. Wellicht dat de methode van Barendrecht en Van Peursem wel uitkomst kan bieden in de situatie waarin het minder draait om de winstmarge, maar de relatie tussen de partijen goeddeels wordt gekenmerkt door het wegzetten van grote volumes met kleine winstmarges. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een supermarktketen die producten betrekt van haar toeleveranciers, waarbij de winstmarge voor de supermarktketen vaak lager en van ondergeschikt belang is aan de omzet.