Strategische allianties tussen organisaties
Een strategische alliantie is een samenwerkingsverband waarbij voor beide organisaties een strategisch voordeel te behalen valt; het samenwerkingsverband is dus van essentieel belang voor beide partijen om concurrerend te blijven op een competitieve markt. Een dergelijke strategische alliantie is er in verschillende verschijningsvormen
Strategische allianties tussen organisaties
Een strategische alliantie is een samenwerkingsverband tussen organisaties waarbij voor beide organisaties een zeer groot belang op het spel staat. Veelal kan het zijn dat het samenwerkingsverband het onderlinge voortbestaan garandeert, maar het kan ook dat het samenwerkingsverband zorgt voor een competitive advantage binnen de markt. Een strategische alliantie is dus een samenwerkingsverband van groot belang voor beide partijen.
In de wetenschappelijke literatuur worden diverse soorten strategische allianties beschreven; zo spreekt Langfield-Smith (2008) over een indeling in horizontale allianties, verticale allianties en diagonale allianties. Een horizontale alliantie moet daarbij gezien worden als een strategisch samenwerkingsverband tussen concurrenten in dezelfde industrie, een verticale alliantie is een strategisch samenwerkingsverband tussen kopers en verkopers en een diagonale alliantie betreft organisaties in verschillende industrieën (Langfield-Smith, 2008).
Verschillende onderverdelingen van strategische allianties
Naast het onderscheid dat Langfield-Smith (2008) maakt, zijn er in de literatuur nog vele andere onderverdelingen te vinden. Zo spreekt Nicolaou et al. (2011) over non-equity allianties, joint ventures en minority equity allianties. De eerste betreft een alliantie die gevormd is door formele contracten tussen organisaties terwijl de tweede een aparte entiteit is die door twee of meer partners is opgezet. De laatste is een tussenvorm van beiden. Ook Das & Teng (1998) houden er weer andere onderverdelingen op na, zij onderscheiden ook de joint ventures en minority equity allianties, maar zien daarnaast ook strategische allianties als coproduction, joint research & development en nog vele, niet omschreven, andere varianten. Palakshappa (2009) ziet een verdeling in joint ventures, clusters en consortia.
De gevonden verdelingen berusten in feite op verschillen in uitgangspunten: Langfield-Smith (2008) kijkt naar de formele relatiestructuur in het samenwerkingsverband en onderscheid hierin verschillende soorten samenwerkingsverbanden. Nicolaou et al. (2011) en Palakshappa (2009) kijken met name naar de organisatorische verschijningsvorm van het samenwerkingsverband; is het een aparte entiteit of is het een minder formeel gescheiden samenwerkingsvorm. Das & Teng (1998) zien juist het doel van het samenwerkingsverband als een manier tot het maken van onderscheid. Als opmerking bij deze constatering kan gesteld worden dat de indeling van Langfield-Smith (2008) het meest gekarakteriseerd wordt door onderlinge machtsverhoudingen vanwege de verdeling in verschillende formele relatiestructuren.
Machtsverhoudingen in samenwerkingsverbanden
De verschillende machtsverhoudingen in de soorten samenwerkingsverbanden die Langfield-Smith (2008) onderscheidt zorgen wellicht voor een andere interpretatie van het handelen van een partner. Hierdoor kan dezelfde handeling in het ene soort samenwerkingsverband wellicht bijdragen aan onderling vertrouwen, terwijl die handeling bij een ander soort samenwerkingsverband juist een afname van onderling vertrouwen bewerkstelligt. Dat kan bijvoorbeeld doordat eenzelfde handeling wordt gezien als controlerend of als ondersteunend afhankelijk van de machtsrelatie.
Vertrouwen en samenwerkingsverbanden
Interessant hierbij is dus dat er, afhankelijk van het soort strategische alliantie tussen organisatie, een andere interpretatie van hetzelfde gedrag mogelijk is. Voor bedrijven en overige organisaties is het dus van belang om in een samenwerkingsverband een goed bewustzijn te hebben van het soort samenwerkingsverband, horizontaal, verticaal of diagonaal en de machtsrelaties die hierbij komen kijken. Vanuit deze machtsrelaties kan vervolgens mogelijk gedrag getoetst worden aan de manier waarop het wordt opgevat door de partner; zal een gedraging gezien worden als controlerend of als coördinerend? Afhankelijk van deze zienswijze wordt immers het onderlinge vertrouwen beïnvloed. Juist dit onderlinge vertrouwen is van belang in een strategische alliantie, waar beide partners van elkaar afhankelijk zijn. In formele contracten is immers niet alles vast te leggen; er zal een bepaalde basis van vertrouwen moeten zijn om gedrag dat buiten het contract valt te limiteren.