Victimologie of slachtofferkunde
Lange tijd is aan de positie van de slachtoffer binnen de strafwetenschap nagenoeg geheel voorbijgegaan. Pas sinds de jaren zestig is er weer enige belangstelling ontstaan. Ter legitimering van de bestraffing van de daders zou aandacht voor het leed van het slachtoffer onmisbaar zijn geworden. Tegenwoordig is de hulpverlening aan slachtoffers binnen of buiten het kader van het strafrecht het belangrijkste thema in de victimologie. Ook dit is niet altijd het zo geweest. De victimologie was aanvankelijk vooral geïnteresseerd in de rol die het slachtoffer speelt in de voorgeschiedenis van het misdrijf. In dit artikel worden de belangrijkste begrippen binnen de victimologie besproken.
Het feit dat iemand slachtoffer van een delict wordt, is vaak niet een pure toevalligheid. Het slachtoffer kan delict zelf hebben uitgelokt of bepaalde kenmerken bezitten op grond waarvan hij door de dader wordt uitgekozen. Niet zelden kennen de dader en het slachtoffer elkaar. Met name Nagel (o.a. 1974) heeft erop gewezen dat veel misdrijven pas kunnen worden begrepen indien men de dader-slachtoffer relatie bestudeert.
Definities
Victimologie kan worden omschreven als: de wetenschappelijke studie van de mogelijke rol van de slachtoffer bij het ontstaan van misdrijven, de gevolgen van misdrijven voor slachtoffers en de verschillende vormen van hulp om deze gevolgen te beperken.
Slachtofferschap of victimisatie kent vijf typen:
- Primaire victimisatie – een individu kan als slachtoffer worden aangemerkt.
- Secundaire victimisatie – een onpersoonlijke instelling is doelwit.
- Tertiaire victimisatie – de maatschappij of de staat wordt slachtoffer.
- Wederzijdse victimisatie – de dader en slachtoffer zijn niet van elkaar te onderscheiden, omdat beide slachtoffer zijn (sommige geweldsdelicten).
- Afwezigheid van victimisatie – als er geen herkenbaar slachtoffer blijkt te zijn.
Ad 2 Het begrip ‘secundaire victimisatie’ heeft twee betekenissen. De schade die slachtoffers ondervinden door een slechte bejegening door hun omgeving of door functionarissen van de politie, justitie of andere overheidsinstellingen, wordt ook aangeduid als ‘secundaire victimisatie’.
Ad 5 Afwezigheid van victimisatie wordt ook wel ‘victimless crimes’ of ‘slachtofferloze delicten’ genoemd.
Kenmerken slachtoffers
Uit veel victimologisch onderzoek, met name de slachtofferenquêtes, blijkt dat sommige groepen in onze maatschappij een relatief hoge kans lopen om slachtoffer te worden. Het gaat hierbij om bepaalde structurele kenmerken. Enkele risicogroepen zijn:
- Inwoners van grote steden
- Mannen
- Jongeren
- Minderheidsgroepen
- Bepaalde beroepen
- Individuele levenswijze
- Bedrijven
- Toeristen
- Bepaalde typen delinquenten
Inwoners van grote steden. Uit de analyse van de slachtofferenquêtes wordt duidelijk dat inwoners van grote steden een ongeveer twee maal zo grote kans hebben om slachtoffer te worden van bepaalde, veelvoorkomende vormen van criminaliteit als Nederlanders die elders woonachtig zijn. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat hoe kleiner de gemeente is waarin men woont, des te geringer de kans dat men slachtoffer wordt van criminaliteit.
Mannen lopen een iets grotere kans om slachtoffer te worden dan vrouwen, ongeacht leeftijd en woonplaats. Dit geldt over algemeen. Voor elk delictstype afzonderlijk kan het verschillen. De slachtoffers van de seksuele geweldsmisdrijven zijn overwegend, maar zeker niet uitsluitend, vrouwen.
Naarmate men
jonger is, blijkt de kans op slachtofferschap groter te zijn. De slachtofferkansen van jongeren zijn drie keer zo groot als die van bejaarden.
Victimologische risicoanalyse
In een theoretische analyse hebben Van Dijk en Steinmetz (1979) willen aangeven welke factoren samenhangen met het objectieve risico van individuen om slachtoffer te worden van veelvoorkomende criminaliteit, zoals diefstal, vernieling en dergelijke. De drie categorieën zijn ‘nabijheid’, ‘aantrekkelijkheid’ en ‘blootstelling’.
De nabijheidsfactor betreft het vertoeven of wonen in de buurt van potentiële delinquenten (het geografisch aspect) en de hoeveelheid contacten met potentiële delingenten ten gevolge van bepaalde levensgewoonten (het sociale aspect). De toenemende urbanisatie brengt meer contacten met vreemden, en daarmee de daders, met zich mee (toenemende nabijheid).
De aantrekkelijkheidsfactor betreft de mate waarin een persoon of objecten een aantrekkelijk doelwit vormt voor potentiële delinquenten. Relevant in dit verband zijn onder andere de toenamen van het autopark en het bezit van elektronica (mobiele telefoons, laptops en autoradio’s).
De blootstellingsfactor slaat op de mate waarin delinquenten, bij het in contact komen met een attractief doelwit, de gelegenheid wordt gegeven een delict te plegen. Ten aanzien van sociale blootstelling is vooral de toename van de omgang met vreemden van groot belang.
Belangrijke begrippen
‘Herhaald slachtofferschap’. Personen of bedrijven die slachtoffer van een bepaald misdrijf zijn geworden, lopen een verhoogd risico om binnen korte tijd weer slachtoffer te worden. Het treedt vaak op bij geweld tegen vrouwen door partners, maar ook bij woninginbraken en diefstal. De kans op inbraak binnen 12 maanden na een recente inbraak is vier a vijf keer groter dan bij huishoudens waar niet is ingebroken (Kleemans, 1996).
‘Blaming the victim’. Van slachtoffers van misdrijven wordt door de samenleving graag aangenomen dat ‘ze het er wel naar zullen hebben gemaakt’. Een slachtoffer verwacht, naast vergelding, sympathie en geruststelling van zijn omgeving. In werkelijkheid vormt de confrontatie met het slachtoffer van een misdrijf een ernstige en acute bedreiging voor het geloof van de omgeving in een rechtvaardige wereld. Degenen die de schuld bij het slachtoffer legt, stelt zichzelf daardoor gerust.
‘Labeling’ of ‘etiketten plakken’. De neiging om in de delinquent een geboren misdadiger te zien, komt voort uit de behoefte de bronnen van het kwaad te lokaliseren bij een kleine, herkenbare groep (de boeman). Niet alleen daders zijn de zondebokken, maar slachtoffers ook. De daders worden gezien als ‘geboren misdadigers’ en slachtoffers als ‘geboren verliezers’. Als het slachtoffer geloof hecht aan de bewering schuldig te zijn aan het eigen ongeluk, krijgt hij bovendien een identiteit aangemeten die deze persoon kwetsbaar maakt voor herhaald slachtofferschap (Cuijvers, 1985).
‘Restorative justice’ probeert het juiste evenwicht te vinden tussen de belangen van het slachtoffer en van de gemeenschap enerzijds, en van het belang om de dader te reintegreren in de maatschappij anderzijds. Gepoogd wordt om het herstel van het slachtoffer te bevorderen en om alle betrokken partijen zoveel mogelijk aan de rechtsgang te laten deelnemen.
Slachtofferhulp
Het verzachten van het slachtoffers van criminaliteit aangedane leed kan door de overheid op verschillende manieren worden aangepakt, namelijk:
- Het bestuursrechtelijke verzorgingsmodel
- Het strafrechtelijke genoegdoeningsmodel
- Het civielrechtelijke model van de conflictoplossing
Ad 1 De oudste vorm van slachtofferhulp zijn uitkeringen uit overheidsfondsen ter vergoeding van opgelopen materiele of immateriele schade (het Schadefonds geweldsmisdrijven). Grotendeels immaterieel zijn de rape crisis centres, ‘blijf van mijn lijf’-huizen en de Landelijke Organisatie Slachtofferhulp (LOS).
Ad 2 De strafrechtelijke procedure heeft mede ten doel om het slachtoffer genoegdoening te verschaffen voor het onrecht dat hem of haar is aangedaan. Belangrijk is vooral bij de zwaardere criminaliteit, maar ook in het algemeen, hoe het slachtoffer of zijn nabestaanden door de politie of justitie worden bejegend. Meer begrip en zorgvuldigheid wordt bijzonder op prijs gesteld (Van Dijk, 1982; Wemmers, 1996).
Ad 3 Slachtoffers zouden in de ze visie zoveel mogelijk moeten worden bijgestaan om hun conflicten met de dader via bemiddeling of onderhandeling op te lossen (Knap, 1985). Denk aan straatverboden, ‘mediation’ en ‘restorative justice’ of ‘herstelrecht’.