Strafrecht: Melk en water-arrest
Het Nederlandse recht kent vier wettelijke schulduitsluitingsgronden: ontoerekenbaarheid, psychische overmacht, noodweerexces en onbevoegd ambtelijk bevel. Er is echter ook één ongeschreven schulduitsluitingsgrond: afwezigheid van alle schuld (AVAS). Daarover in dit artikel meer.
Casus
Een veehouder heeft een paar mooie koeien, die braaf elke dag melk produceren. Deze melk laat hij verkopen door zijn knecht. De veehouder verdunt de melk echter met water, iets wat in een APV door de gemeente Amsterdam strafbaar is gesteld. De knecht had echter geen weet van het toegevoegde water, en leverde nietsvermoedend de melk af.
Aanklacht en verweer
De openbare aanklager stelt dat de veehouder zijn knecht heeft doen plegen (art. 47), en dat de veehouder derhalve strafbaar is o.g.v. de APV. De veehouder verweert zich aan de hand van de redenering uit het
Pastoor-arrest (HR 27 juni 1898, W7146). In dit arrest wordt een pastoor aangeklaagd voor het doen plegen van geven van onderwijs onder de verkeerde omstandigheden (in te kleine lokalen). De pastoor in kwestie had twee onderwijzeressen als onderschikten die de lessen in kwestie daadwerkelijk gaven. Hierop oordeelde de Hoge Raad dat van doen plegen onmogelijk sprake kon zijn, omdat de uitvoerders (de onderwijzeressen i.c.) zelf strafbaar waren. Zij hadden namelijk weet van de omstandigheden.
AVAS
De vraag is dus of de analogie met het
Pastoor-arrest opgaat in het
Melk en water-arrest. In het
Melk en water-arrest is de knecht onwetend en hij kon redelijkerwijs ook niet van de fraude op de hoogte zijn: hij is een willoze uitvoerder. De vraag
in casu is of dit gebrek aan kennis als schulduitsluitingsgrond kan gelden - iets dergelijks staat immers niet in de wet. Hierop zegt de Hoge Raad het volgende:
“dat toch niets, bepaaldelijk niet de geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht, er toe dwingt om aan te nemen, dat bij het niet-vermelden van schuld als in de omschrijving van een strafbaar feit, in het bijzonder van een overtreding, onze wetgever het stelsel huldigt, dan bij gebleken afwezigheid van alle schuld niettemin strafbaarheid zou moeten worden aangenomen, tenzij er een grond tot uitsluiting daarvan in de wet mocht zijn aangewezen”
In het bovenstaand fragment valt te lezen hoe de Hoge Raad bevoegdheden veronderstelt te hebben ten aanzien van schulduitsluiting buiten de wet om. Hierop voortbouwend stelt de Hoge Raad dat het tegen het rechtsgevoel en het “geen straf zonder schuld-beginsel” zou indruisen als het feit strafbaar zou zijn. Hierom is “afwezigheid van alle schuld” geconstrueerd, zijnde een ongeschreven schulduitsluitingsgrond.
Uitspraak
De Hoge Raad stelt de veehouder in het ongelijk en verklaart hem strafbaar wegens het schenden van de APV. Dit omdat hij heeft “doen plegen” (art. 47 Sr). Zijn beroep op de rechtsregel uit het
Pastoor-arrest faalt, gezien de knecht van schuld (en dus van strafbaarheid) uitgesloten was: er is sprake van AVAS.