Wat is een dagvaarding?
Het bekendste rechtsgebied van het Nederlands recht is het Strafrecht. Hier komen tevens de meeste mensen mee in aanraking. Een belangrijk onderdeel is de dagvaarding. Maar wat is een dagvaarding precies? En wanneer is een dagvaarding aan de orde?
Drie functies
De dagvaarding is een schriftelijk stuk met drie functies.
Allereerst bevat zij een oproeping van de verdachte door het OM om te verschijnen op een bepaalde tijd voor een bepaalde rechter. Omdat het van belang is dat de dagvaarding in deze functie van oproeping de verdachte ook daadwerkelijk bereikt (de overheid moet zich hiervoor flink inspannen, op basis van Europese wetgeving) zijn hiervoor strikte waarborgen gecreëerd. Niet na-leving daarvan kan tot nietigheid van de dagvaarding of tot schorsing van de behandeling leiden (zie voor meer informatie art. 588 en 265). Tussen de dag van uitreiking (ofwel betekening) aan de verdachte en de dag ter terechtzitting moet tenminste een termijn van 10 dagen liggen. Voor de politierechter is dit 3 dagen.
In het Wetboek van Strafvordering wordt de kennisgeving van gerechtelijke stukken geregeld. Betekening geschiedt in principe in persoon. Is dit niet gebeurt dan heeft dit gevolgen voor de termijn waarbinnen hoger beroep tegen een verstekvonnis kan worden ingesteld. In de praktijk gaat heel wat gereserveerde zittingstijd verloren omdat de dagvaarding niet op de bij de wet voorgeschreven wijze is betekend, en de verdachte niet verschijnt zodat de zaak opnieuw moet worden aangebracht en wederom zittingstijd moet worden gereserveerd. Hét probleem is dat verdachten elders kunnen verblijven dan zij staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Het officiële adres van inschrijving wordt als genoegzaam dagvaardingsadres beschouwd. Blijkt de verdacht feitelijk op een ander adres te wonen, dan kan de rechter oproeping op dat adres bevelen. De uitvoerige jurisprudentie omtrent het naleven van de betekeningsvoorschriften van art. 588 kan hier verder niet worden behandeld. In de tweede plaats verschaft de dagvaarding aan de verdachte informatie over enkele processuele rechten: zoals met betrekking tot eventuele toevoeging van een raadsman, het laten oproepen van getuigen en/of deskundigen.voor zover zulks het geval is wordt meegedeeld wie door het OM is opgeroepen om als getuige en/of deskundige ter terechtzitting te verschijnen. In dit licht bezien dient de dagvaardingstermijn er niet alleen toe de verdachte in de gelegenheid te stellen om zijn aanwezigheid te organiseren, maar ook om zijn verdediging voor te bereiden.
Derde functie van de dagvaarding, verreweg de belangrijkste, is de tenlastelegging van het feit waarvoor de verdachte ter verantwoording wordt geroepen. De wet bepaalt in art. 261 van Strafvordering dat drie informaties worden gegeven: het feit dat ten laste wordt gelegd, het tijdstip waarop en de plaats waar het feit zou zijn begaan. Deze drie dingen moeten in een dagvaarding vermeld worden. Omstandigheden zoals braak bij diefstal, de kwaliteit van ambtenaar, etc. kunnen in de tenlastelegging worden opgenomen. Vermelding van feit, tijd en plaats is zo essentieel dat een in dit opzicht gebrekkige tenlastelegging gerepareerd zal moeten worden, wil zij geldig zijn. Ook dienen de wettelijke voorschriften te worden vermeld waarbij het feit strafbaar is gesteld. Met het uitbrengen van de dagvaardingwordt de rechtsstrijd in beginsel gefixeerd. Het OM behoudt evenwel de bevoegdheid om de dagvaarding in te trekken tot aan het moment waarop de zaak ter openbare terechtzitting wordt uitgeroepen. Daarnaast is het mogelijk dat tijdens de terechtzitting de tenlastelegging nog wordt veranderd.
Bezwaarschrift tegen de dagvaarding
Als gezegd, is de bedoeling van het bezwaarschrift de verdachte de pijn van het in het openbaar terechtstaan te besparen indien de vervolging van iedere redelijkheid ontbloot is. De behandeling vindt namelijk in de raadkamer plaats. De toetsingsgronden zijn: onbevoegdheid vande rechtbank, niet-ontvankelijkheid van de OvJ, niet strafbaarheid van het feit of verdachte, en onvoldoende aanwijzing van schuld (art. 250 Sv.). De toetsing zelf is echter niet integraal, maar eerder in de buurt van marginaal. Wat het bewijs betreft komt dat tot uitdrukking in de standaardformulering of het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter het ten laste gelegde feit geheel of gedeeltelijk bewezen zal achten.
Wat betreft juridische verweren heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat hierop met behoud van het summiere karakter van het onderzoek beslist mag worden. Wordt het bezwaarschrift gegrond geacht, dan wordt de verdachte 'buiten vervolging gesteld', behalve als de rechtbank onbevoegd is.
Indien dezelfde rechters zowel in de bezwaarschriftprocedure als in het openbare eindonderzoek optreden brengt die enkele omstandigheid niet met zich mee dat er sprake is van vooringenomenheid. De bezwaarschriftrechter toetst immers het bewijs marginaal. Een minder marginale toets zou wel problemen kunnen opleveren, namelijk met het Internationale recht (waaronder de Europese wetgeving).