Wat betekent WIA?
Iedereen is wel eens ziek. Vaak is dat na een paar dagen of hooguit een paar weken weer over. Helaas geldt dat niet voor iedereen. Soms blijf je ziek en hebben de lichamelijke en emotionele gevolgen grote invloed op je privéleven en je werk. Wanneer je na twee jaar nog steeds niet (volledig) kunt werken, krijg te maken met de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). De WIA is in 2006 ingevoerd, als opvolger van de Wet Arbeidsongeschiktheid (WAO). Bij de WIA ligt de nadruk op wat je als gedeeltelijk arbeidsongeschikte medewerker nog wel kan. Daar draait alles om en is ook bepalend voor voor je wettelijke uitkering, want arbeidsongeschiktheid kan financieel grote gevolgen hebben. Hopelijk krijg je er nooit mee te maken, maar toch is het goed er wat meer over te weten.
Wet WIA
Sinds de jaren negentig heeft de regering van alles gedaan om het ziekteverzuim en het aantal arbeidsongeschikten in ons land terug te dringen. In 2006 is de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) ingevoerd. De hamvraag bij deze wet is, wat kan je als gedeeltelijk arbeidsongeschikte medewerker nog wél? Wanneer je twee jaar ziek bent, heeft dat gevolgen voor jouw inkomen. Deze daling in je inkomen bepaalt de mate van je arbeidsongeschiktheid, omdat de WIA ervan uitgaat dat je werkt naar vermogen. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) stelt vast wat je nog kunt verdienen. Dit is jouw restverdiencapaciteit. Hoe meer je verdiende, hoe meer je terugvalt in inkomen. Ook speelt duurzaamheid een belangrijke rol. Duurzaam betekent: blijvend. Je hebt eigenlijk geen kans om beter te worden, in ieder geval niet in de eerste vijf jaar.
Wat gebeurt er dan?
De WIA bestaat uit de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) en de regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA). Als je helemaal en blijvend arbeidsongeschikt bent (80% of meer), dan krijg je een wettelijke uitkering via de IVA. Deze uitkering is 75% van jouw laatstverdiende loon (hier zit wel een maximum aan). Als je helemaal, maar niet blijvend arbeidsongeschikt bent, krijg je een wettelijke uitkering via de WGA. Deze uitkering is 70% van jouw laatstverdiende (gemaximeerde) loon. Je ontvangt deze uitkering hooguit 38 maanden. Hoe lang precies, hangt af van hoe lang je gewerkt hebt, oftewel jouw arbeidsverleden. Daarna krijg je een loonaanvullingsuitkering. Ook dit is 70% van jouw laatst verdiende (gemaximeerde) loon. Zolang er geen kans is dat je herstelt, hou je deze wettelijke loonaanvullingsuitkering. Als je gedeeltelijk arbeidsongeschikt bent (tussen 35% en 80%) en is er wel kans op herstel, dan val je ook onder de WGA. Belangrijk is wel dat je zoveel mogelijk blijft werken, want dan houd je meer inkomen over. Ben je minder dan 35% arbeidsongeschikt, dan heb je geen recht op een uitkering en moet je samen met je werkgever op zoek naar passend werk.
Wat houd ik over?
De WGA bestaat uit twee uitkeringsperioden, de loongerelateerde- en de vervolgperiode. De werking hiervan kan grote
gevolgen hebben voor jouw inkomen. De uitkering tijdens de loongerelateerde periode bedraagt 70% van het verschil tussen het loon dat je verdiende toen je arbeidsongeschikt werd en het loon dat je nu nog verdient, als arbeidsongeschikte medewerker. Deze uitkering krijg je maximaal 38 maanden, afhankelijk van jouw arbeidsverleden. Je kunt hierbij voor het gemak uitgaan van: een jaar gewerkt = een maand uitkering. Bij de uitkering tijdens de vervolgperiode is heel belangrijk dat je genoeg werkt. Lukt dit? Dan krijg je een loonaanvulling, gebaseerd op je laatstverdiende inkomen (met een maximum). Lukt het niet om minstens 50% van je restverdiencapaciteit te benutten? Dan krijg je een vervolguitkering, die is gebaseerd op het minimumloon. Er wordt geen rekening gehouden met het laatstverdiende inkomen. Hier ontstaat het zogenoemde WGA-Hiaat en dit kan zorgen voor een flinke terugval in je inkomen.