De attributietheorie uitgelegd
Het kennen en begrijpen van de attributietheorie kan je helpen om gedrag van mensen beter te verklaren. In dit theorie wordt de attributietheorie helder en stapsgewijs uitgelegd.
Inleiding
De attributietheorie gaat over de psychologie achter waarop mensen bepaalde zaken en gedragingen verklaren met betrekking tot oorzaak en gevolg. Grondlegger van deze theorie, Fritz Heider, documenteerde in 1958 al over deze theorie maar toch blijkt deze nog altijd actueel, zeker binnen de kaders van een onderneming of organisatie. Binnen een groot bedrijf moet omgegaan worden met een grote verscheidenheid aan persoonlijkheden en de attributietheorie kan je helpen om meer inzicht te verschaffen over het gedrag van individuen binnen de organisatie.
Fundament van de attributietheorie
Als een glas water omvalt weten we zeker dat het water op de grond valt. Dit verklaren we met de natuurwetten van zwaartekracht evenals het feit dat glas breekt bij een harde val. Het verklaren van gedrag van mensen is helaas niet zo makkelijk, al proberen we het vaak wel makkelijk voor onszelf te maken om gedrag te verklaren. Als we een oordeel over bepaalde gedragingen willen maken worden we beïnvloedt door motieven, meningen of intenties. Onze waarneming en daarmee beoordeling van gedrag wordt sterk beïnvloed door onze eigen ideeën.
Interne externe attributie
De attributietheorie behelst het idee dat we bij iedere gedraging dit proberen toe te schrijven aan een interne of externe oorzaak. Bij interne oorzaken moet gedacht worden aan intenties en oorzaken die ten gronde liggen van degene die de gedraging uit, terwijl bij externe attributie er gekeken wordt naar oorzaken die buiten de invloeden liggen van de persoon die de gedraging uit. Stel een werknemer komt te laat voor een belangrijke bespreking. Bij de beoordeling van dit gedrag gaan we op basis van onze verdere ervaringen en meningen over diegene invullen. Als deze persoon bijna nooit te laat is dan zullen we deze gedraging snel attributeren aan een externe factor; er stond een file. Maar als de persoon bekend staat als een notoire laatkomer dan zal eerder worden gedacht dat hij weer eens niet goed op de tijd heeft gelet. De keuze tussen attributie aan een interne of externe oorzaak hangt veelal af van drie factoren.
Consistentie
Het eerder beschreven voorbeeld is een goed voorbeeld van attributie op basis van consistentie. Er wordt gekeken naar gedragingen in het verleden en aan de hand daarvan een attributie gemaakt voor een gedraging waar nog geen uitsluitsel over is. Vuistregel is: hoe consequenter de gedraging en de reactie daarop, des te eerder we een gedraging attributeren aan een interne oorzaak.
Kenmerkendheid
Deze factor deelt raakvlak met hierboven beschreven consistentie maar toch is er een kenmerkend verschil. De kenmerkende factor gaat over of iemand in een verscheidenheid aan situaties toch hetzelfde gedrag vertoont. Het gaat over de kenmerkendheid (of juist uitzonderlijkheid) van de gedraging bij de persoon die de gedraging uit. Het verschil met consistentie ligt in dat consistentie let op hoe vaak de gedraging plaatsvindt en hoe daar op gereageerd wordt, terwijl kenmerkendheid zich puur richt op hoe vaak de gedraging plaatsvindt. Des te vaker het gebeurt, des te waarschijnlijker dat we het intern attributeren.
Consensus
Bij de factor consensus wordt er gelet op de waarschijnlijkheid dat eenieder dezelfde reactie zou geven op de gedraging. De werknemer in het voorbeeld die te laat komt voor een belangrijke bespreking. Als alle werknemers die dezelfde route nemen naar het werk te laat zouden zijn is de consensus groot dat de gedraging wordt toegeschreven aan een externe aangelegenheid.