Wat kunnen auditors leren van Darwin?
Als er twijfels bestaan of processen ‘in control’ zijn, kan een auditor ingezet worden om te beoordelen of de twijfels terecht zijn. De auditor geeft zekerheid: functioneren systemen, processen, afdelingen of andere bedrijfsonderdelen volgens de gemaakte afspraken, regels, prestatiemaatstaven en doelen? Maar waar komt deze behoefte aan zekerheid vandaan? Waaraan ontleent de auditor zijn bestaansrecht?
Inleiding
Op 12 februari 2009 was het 200 jaar geleden dat Charles Darwin (1809-1882) werd geboren en op 24 november was het 150 jaar geleden dat The Origin of Species werd gepubliceerd. Wereldwijd en dus ook in Nederland is dit gevierd als ‘het jaar van Darwin’. Door heel Nederland zijn er tal van activiteiten georganiseerd rond Darwin, het darwinisme en de evolutietheorie. Er waren tentoonstellingen, lezingen en symposia. Opvallend is, dat er binnen het vakgebied van auditors niet uitgebreid is stilgestaan bij het jaar van Darwin. Dat is opmerkelijk, omdat auditors veel kunnen leren van de evolutietheorie. Ik zal dat hieronder proberen uit te leggen. In mijn uitleg maak ik gebruik van het werk van prof. dr. ing. P. C. van de Griend (1922 – 2001). Voor meer informatie over zijn achtergrond en bijdragen verwijs ik graag naar www.mentaliteitenleer.nl.
De bevrijding van de mens uit zijn ecologische nis
In het evolutieproces heeft de mens verstand gekregen. De mens gebruikte zijn verstand om zich te ontdoen van de beperkingen van zijn natuurlijke ecologische nis. Hij kreeg de vrijheid om zijn eigen omgeving te scheppen en in te richten. Dat deed hij door cultuur in het leven te roepen. Via cultuur regelde hij de interactie met zijn medemens. Zo ontstond er een sociaal culturele omgeving. Daarmee onderscheidde de mens zich van de andere soorten. Deze soorten handhaven zich nog steeds in hun natuurlijke soortspecifieke omgeving. De mens moet zich na de bevrijding uit zijn ecologische nis handhaven en aanpassen binnen zijn zelf ontworpen sociaal culturele omgeving.
Aan zijn zelf ontworpen sociale omgeving is de mens dwingend gebonden; hij kan zich daar niet aan onttrekken. Hij kan niet meer ontsnappen aan de manier waarop hij relaties met zijn medemens vormgeeft. Daarmee wordt hij gedwongen om zichzelf in relatie tot anderen vorm te geven. Dat roept angsten en onzekerheden op, die terug te voeren zijn tot bestaansonzekerheid: wie ben ik nu eigenlijk in relatie tot mijn medemens? De mens verschijnt als een wezen dat fundamenteel onzeker is over zijn eigen bestaan als individu. Hij ervaart onmacht om zichzelf geheel op eigen kracht te handhaven. Maar de menselijke natuur biedt een oplossing. Om zijn angsten en onzekerheden hanteerbaar te maken, is de mens van nature gezegend met een instinct: angstreductie (zekerheidsstreven). Het is het menselijk instinct par excellence.
Het streven naar zekerheid
Het zekerheidsstreven van de mens in zijn sociale omgeving manifesteert zich in een bijzonder gevarieerd gedragsrepertoire. De mens kent talloze manieren om zijn onzekerheden in relatie tot zijn medemens te verminderen. De meest in het oog springende zijn uitingen die dieren toepassen in hun natuurlijke omgeving. Die kenmerken zich door, wat Darwin noemt, ‘struggle for life and survival of the fittest’. Uitingsvormen hiervan zijn: territoriumdrift, strijd om de macht, pikorde, haantjesgedrag etc. De titel en inhoud van de beststeller ‘Hoe word ik een rat?’ van auteur Joep Schrijvers beschrijft heel treffend het ‘beestachtige’ gedrag dat mensen vertonen in sociaal culturele omgevingen als organisaties. Dat gedrag komt ook aan de orde in ‘De Prooi’ van Jeroen Smit. Volgens Smit spelen opgeblazen ego’s en ruzies om de macht een grote rol in de ondergang van ABN AMRO.
Helaas laat de menselijke natuur de mens in de steek. Het instinct par excellence biedt geen echte zekerheid. Angstreductie en zekerheidsstreven dragen bij tot vermindering van onzekerheid maar nemen deze niet weg. Zekerheidsstreven levert geen echte zekerheid op. Dat had Spinoza ook al gezien. In de Ethica omschrijft hij angst als ‘een begeerte om een groter kwaad dat wij vrezen door kleiner kwaad te vermijden’. De mens vermijdt dreiging en onzekerheid als groot kwaad door te vertrouwen op het kleinere kwaad van het zekerheidsstreven. Het kleinere kwaad wordt daarbij beleefd als veilig en zeker, niet beseffend dat deze beleving uitsluitend bestaat bij de aanwezigheid van het grote kwaad (de dreiging en onzekerheid). Met andere woorden, het grote kwaad - de angst, dreiging en onzekerheid- blijft bestaan in het zekerheidsstreven, niet meer manifest maar latent.
Als het menselijk instinct van het zekerheidsstreven geen echte oplossing biedt, hoe kan dan toch echte zekerheid verkregen worden? Echte zekerheid kan verworven worden door het verstand boven het instinct van het zekerheidsstreven te plaatsen en dat aan te wenden voor het opdoen van objectieve kennis van het eigen functioneren in relatie tot anderen. Die zelfkennis geef het antwoord op vragen als: Aan welke opvattingen heb ik een hekel? Welke omgangsvormen en gedragingen roepen spanning in me op? Bij wie voel ik me onzeker? Binnen welke cultuur pas ik minder goed? In welke situaties ervaar ik blokkades om me vrij te uiten? Waarom? Zelfkennis leidt tot meer macht over het eigen bestaan. Dat wordt ervaren als een meer ontspannen en effectieve omgang met anderen.
Stellingen voor auditors
Het bovenstaande lezend, kunnen, dankzij Darwin, de volgende stellingen voor auditors geponeerd worden:<BR>
- De bestaansgrond van het auditvak is de bestaansonzekerheid van de mens.
- Auditeren is een culturele verschijningsvorm van het instinct par excellence: angstreductie en zekerheidsstreven.
- Risico’s en onzekerheden vinden hun oorsprong in de manier waarop mensen hun eigen omgeving scheppen en inrichten om zo vorm te geven aan hun bestaan ten opzichte van elkaar.
- Beheersmaatregelen zijn door de mens zelf ontworpen constructies in zijn sociale omgeving. Ze begrenzen het culturele gedrag van de mens. Ze beperken de veelvormige verschijningsvormen van zijn gedragsrepertoire. Daarmee hebben de beheersmaatregelen een vergelijkbare functie als de grenzen van de natuurlijke, ecologische nis die de mens eeuwenlang geleden verlaten heeft. Deze grenzen determineerden het instinctieve, natuurlijke gedrag. Beheersmaatregelen brengen de mens dus weer terug in een nis.
- Beheersmaatregelen zijn tegenstrijdige cultuurverschijnselen. Ze zijn veelvormig. In allerlei vormen manifesteren beheersmaatregelen zich. Daarmee laten ze zien, dat de vrijheid van denken en de creativiteit van de mens onbegrensd is. Ze zijn echter ook normatief en voorschrijvend. Daarmee beperken ze juist de vrijheid en creativiteit van de mens.
- Objectieve zelfkennis over het eigen functioneren leidt tot een grotere zelfsturing en zelfbeheersing en daardoor tot een betere sturing en beheersing van de organisatie als deze zou bestaan uit medewerkers die blijk geven van die zelfkennis.
Hoe zou Darwin tegen deze stellingen aankijken? Moeten auditors toch nog een symposium houden over de betekenis van het darwinisme voor hun vak?