Aansprakelijkheid voor kinderen
Wanneer een kind van vier schade toebrengt aan een derde, is het logisch om te zeggen dat het kind hiervoor zelf niet aansprakelijk is. De ouders betalen in dat geval de schadevergoeding. Is een kind echter ouder dan veertien, dan is de aansprakelijkheidsvraag een stuk lastiger te beantwoorden. Een kind van veertien weet immers veel beter wat hij of zij doet dan een kind van vier. In de wet zijn daarom regels opgenomen over de aansprakelijkheid van en voor kinderen. Een korte toelichting.
Inleiding
Artikel 164 en 169 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (verder: art. 6:164 en 6:169 bw) geven regels met betrekking tot de aansprakelijkheid voor kinderen. In deze twee artikelen is sprake van een risicoaansprakelijkheid. Dit betekent dat iemand aansprakelijk kan zijn voor de onrechtmatige daad van een ander, zonder dat hij of zij zelf een toerekenbare fout heeft gemaakt. In het geval van aansprakelijkheid voor kinderen, zijn de ouders in beginsel aansprakelijk voor hun eigen kinderen. Dit geldt ook voor mensen die de voogdij over een kind hebben. Hiervoor is het ook niet nodig dat het kind bij de verantwoordelijke personen in woont.
Kinderen onder de veertien jaar
Volgens art. 6:164 bw kan een onrechtmatige daad, begaan door een kind onder de veertien jaar, niet aan hem of haar worden toegerekend. Uit deze regeling blijkt echter niet wie er wel aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan uit een onrechtmatige daad van een kind. Het zou echter oneerlijk zijn om degene die schade heeft geleden deze schade zelf te laten dragen! Hierom is art. 6:169 lid 1 bw in het leven geroepen. In dit artikel wordt de aansprakelijkheid voor daden van het kind op de ouder gelegd.
De vraag is nu voor welke gedragingen van het kind de ouders daadwerkelijk aansprakelijk zijn. In de wet staat dat het moet gaan om een ‘als een doen te beschouwen gedraging’. Dit betekent dat ouders van jonge kinderen alleen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor het 'handelen' van hun kind. Heeft het kind iets nagelaten, het kind heeft bijvoorbeeld iemand vergeten te waarschuwen voor dreigend gevaar, dan zijn de ouders dus niet aansprakelijk. Als is komen vast te staan dat de gedraging kan worden gekwalificeerd als een ‘doen’, moet nog worden uitgezocht of er sprake is van een onrechtmatige daad. Hiervoor moet gekeken worden naar de gedraging zelf. Een voorbeeld: een kind van vijf stoot per ongeluk een dure vaas om. Het kind is in dit geval niet aansprakelijk, gezien de leeftijd. Zijn de ouders aansprakelijk? Hier is sprake van een als een doen te beschouwen gedraging, maar is de gedraging onrechtmatig? Was de vaas omgestoten door een volwassene, dan was dit zeker onrechtmatig. Hierom is de gedraging begaan door het kind ook als onrechtmatig te beschouwen. Er moet dus van de leeftijd worden geabstraheerd. In het geval van het voorbeeld zijn de ouders dus aansprakelijk voor deze onrechtmatige daad.
Kinderen boven de veertien jaar
Kinderen van veertien en vijftien jaar vallen onder art. 6:169 lid 2 bw. Van kinderen van deze leeftijd mag worden verwacht dat zij verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelingen. Ook een door hen gepleegde onrechtmatige daad zou dan in beginsel aan hen kunnen worden toegerekend. Toch is volgens het bovengenoemde artikel de ouder van het kind aansprakelijk voor de schade uit onrechtmatige daad. Lid 2 bevat echter een uitsluitingclausule: de ouders kunnen zichzelf disculperen. Uitzondering: tenzij de ouders niet kan worden verweten de gedraging van het kind niet te hebben belet. Of een ouder de gedraging van zijn kind niet had kunnen beletten, hangt af van de omstandigheden van het geval. In veel gevallen kunnen ouders op deze manier onder aansprakelijkheid uitkomen.
Kunnen de ouders zich niet disculperen via bovengenoemde uitzondering, dan kunnen het kind en de ouders beide aansprakelijk worden gesteld door de derde die schade heeft geleden. Wie de schade uiteindelijk moet dragen, hangt vaak af van de omstandigheden van het geval.