De cessie van een vordering op naam
Niet alleen roerende en onroerende zaken zijn vatbaar voor overdracht, ook vermogensrechten, zoals vorderingen, kunnen worden overgedragen. Eén van de belangrijkste vorderingen die wij kennen is een vordering op naam. Een vordering is in de meeste gevallen een geldsom die verschuldigd is door een schuldenaar aan een schuldeiser. Ook deze vorderingen kunnen overgaan naar een ander persoon, zodat de schuldenaar een andere schuldeiser krijgt.
Inleiding
Een vordering is vaak een geldschuld. Wanneer een persoon geld nodig heeft, leent hij dit bijvoorbeeld van een bank. De persoon die geld leent, is dan de schuldenaar, de bank is de schuldeiser. De bank heeft nu een vordering in geld op de persoon die geld heeft geleend. Omdat bij de meeste vorderingen de schuldenaar en de schuldeiser beide bekend zijn, spreken we dan van een vordering op naam. Dit wil echter niet zeggen dat de vordering niet overdraagbaar is. Een geldschuld (of andere vordering) kan worden overgedragen, zegt art. 3:84 lid 1 van het Burgerlijk wetboek (hierna: Bw). Hierin staat namelijk beschreven hoe de overdracht van een goed moet verlopen. Volgens art. 3:1 Bw zijn goederen: zaken en vermogensrechten. Art. 3:6 Bw vertelt ons meer over de vermogensrechten, hieruit blijkt dat de vorderingsrechten hieronder vallen. De conclusie: een vorderingsrecht moet naar de eisen van art. 3:84 lid 1 Bw worden overgedragen. De overdracht zorgt er voor dat de vordering een andere rechthebbende krijgt, waardoor de schuldenaar niet meer aan zijn oorspronkelijke schuldeiser moet betalen, maar aan de nieuwe schuldeiser.
De overdracht van een geldschuld duidt men soms aan met het woordje 'cessie'. Dit is echter onjuist, enkel de levering van een vordering op naam heet cessie, de overdracht van de vordering heet gewoon overdracht. Een overdracht van een vordering is echter niet altijd gewenst, vooral voor de schuldenaar kleven er nadelen aan. Hoe weet de schuldenaar immers na een overdracht aan wie hij moet betalen? Hiervoor kunnen schuldeiser en schuldenaar samen overeenkomen dat de vordering niet overdraagbaar is. Bij normale zaken en rechten kan dit niet, art. 3:83 lid 2 Bw biedt echter een uitzondering voor de vorderingsrechten.
Overdracht van vorderingen
Openbare cessie
De levering van een vordering is vaak een belangrijke stap voordat men over kan gaan tot de overdracht van een vordering. De overdracht van een vordering gaat volgens de drie criteria uit art. 3:84 lid 1 Bw, door middel van een geldige titel, levering en beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder. Nu de levering van groot belang is, zal ik daar eerst over spreken.
Onze wet, in art. 3:94 Bw, kent twee vormen van levering (verder cessie), de openbare cessie en de stille cessie. Voor de openbare cessie kijken we in lid 1 van dit artikel. Hierin vinden we dat voor levering van een vordering een daartoe bestemde akte vereist is. Daarnaast moet er mededeling worden gedaan aan de schuldenaar. Bij overdracht van een vordering krijgt de schuldenaar zoals gezegd een nieuwe schuldeiser, mededeling hiervan is dus een constitutief vereist voordat levering helemaal plaats kan vinden.
De akte
Eerst een woord over de daartoe bestemde akte. In de akte van levering moet men duidelijk neerzetten dat de akte voor levering bedoeld is. Hierbij hoeft echter niet de titel tot overdracht van de vordering te worden vermeld, dit is wel een vereiste voor overdracht van registergoederen! Aan dit vereiste is voldaan, als duidelijk is voor de verkrijger van de vordering (de cessionaris), dat de akte voor levering bestemd is. Daarnaast zijn er aan de akte bijna geen vormvereisten gesteld, zoals die wel gelden voor akten voor registergoederen. Een onderhandse akte (door partijen zelf opgestelde akte) is al voldoende om te dienen als akte voor levering. Hierbij hoeft alleen de vervreemder van de vordering (de cedent) de akte te ondertekenen, de cessionaris hoeft dit niet. Ook is vereist dat de akte de vordering voldoende bepaalt. Is hieraan niet voldaan, dan is de akte nutteloos en kan geen levering tot stand komen, waardoor de overdracht van de vordering wordt gefrustreerd. Hiermee moet er nog een woord gezegd worden over de uitleg van een cessieakte. De Hoge Raad heeft hierover in 2003 een belangrijk arrest gewezen, het arrest 'De Liser de Morsain/Rabobank' (Hr 16 mei 2003, NJ 2004, 183). De Hoge Raad bepaalde hierin dat de tekst en inhoud uit de cessieakte niet alleen bepalen wat wordt geleverd, ook de bedoelingen en verwachtingen van partijen en de zin die partijen daaraan geven, spelen een belangrijke rol bij levering van een vordering. Deze uitleg van de cessieakte volgt de jurisprudentie van de Hoge Raad over de uitleg van overeenkomsten in het Haviltex-arrest.
De mededeling
Wanneer de akte is opgemaakt, moet men voor openbare cessie nu overgaan op de mededeling aan de schuldenaar. Pas als dit gebeurd is, wordt de vordering officieel geleverd, niet eerder. Voor overdracht moet er natuurlijk nog een geldige titel zijn en beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder. Het maakt bij openbare cessie niet uit welk van beide partijen mededeling doet aan de schuldenaar (debitor cessus), als het maar gebeurt. Zonder mededeling weet de schuldenaar namelijk niet aan wie hij bevrijdend kan betalen. Gelooft de schuldenaar de mededeling niet, dan kan hij op grond van art. 3:94 lid 4 Bw om nadere informatie vragen en anders zijn betaling opschorten op grond van art. 6:37 Bw. Is er mededeling gedaan en blijkt dit juist te zijn, dan kan de schuldenaar alleen nog bevrijdend betalen aan zijn nieuwe schuldeiser.
Wat kan er mis gaan?
Akte en mededeling zijn constitutieve vereisten, wanneer aan één van beide niet is voldaan, komt geen levering tot stand. Ook kunnen er in die tussentijd verschillende dingen gebeuren, zo kan er bijvoorbeeld een faillissement worden uitgesproken. Een voorbeeld zal dit verduidelijken:
Voorbeeld 1
A heeft een vordering van 1000 euro op B. A heeft geld gebrek en wil daarom zo snel mogelijk deze vordering op B verkopen. Dit kan door overdracht van de vordering, waarvoor een levering vereist is. C wil graag de vordering kopen voor 900 euro, A gaat akkoord en maakt samen met C een onderhandse akte op. Er wordt echter nog geen mededeling aan B gedaan. Een dag later gaat A failliet. Hierdoor is hij niet meer bevoegd om over zijn eigen spullen (dus ook niet over de vordering) te beschikken, hij is beschikkingsonbevoegd geworden. Nu er nog geen mededeling naar B is gegaan, is er niet juist geleverd. Omdat A failliet is, kan de levering niet meer worden afgemaakt en valt de vordering in de failliete boedel! C heeft enkel nog een vordering uit wanprestatie op A, hij heeft geen recht meer op de vordering op B.
Voorbeeld 2
A heeft wederom een vordering van 1000 euro op B. Weer heeft A geld nodig en verkoopt zijn vordering dan ook aan C. Er wordt een akte opgemaakt, mededeling blijft echter nog uit. Omdat A snel geld nodig heeft, wil hij het geld voor de vordering op B zo snel mogelijk innen. Daarom maakt hij een dag na de akte van C, een andere akte op met D. D is slim en doet na het opmaken van de akte direct mededeling aan B. D is rechthebbende geworden, C niet! Ook hier heeft C enkel een vordering op A wegens wanprestatie.
De stille cessie
Art. 3:94 lid 3 Bw opent nog een mogelijkheid voor de levering van een vordering, namelijk de stille cessie. Hierbij lezen wij dat men of een authentieke akte opmaakt, of een onderhandse akte in het leven roept en deze vervolgens laat inschrijven. Daarnaast is bij de stille cessie geen mededeling aan de schuldenaar vereist! Wanneer men een vordering cedeert door middel van een authentieke akte, zijn er geen constitutieve vereisten waarmee men rekening moet houden. Dit is anders bij de tweede mogelijkheid: een onderhandse akte die moet worden ingeschreven. Dit zijn wel twee constitutieve vereisten waarbinnen wij een interval vinden. De hierboven genoemde voorbeelden zijn een voorbeeld van de dingen die fout kunnen gaan in deze interval periode.
In het geval van een stille cessie is er dus geen mededeling gedaan aan de schuldenaar, wat er voor zorgt dat deze, ook na overdracht van de vordering, nog steeds bevrijdend kan betalen aan de cedent (de eerste schuldeiser). Pas wanneer mededeling is gedaan van de stille cessie, moet de schuldenaar betalen aan de verkrijger. Let op: de mededeling is geen onderdeel van de levering! De schuldenaar krijgt bescherming door art. 3:94 lid 3 jo. 6:34 lid 1 Bw: hij hoeft pas na mededeling bevrijdend te betalen aan de nieuwe schuldeiser, omdat hij eerder geen weet heeft van de stille cessie. Ook bij deze vorm van cessie kan de schuldenaar krachtens art. 3:94 lid 4 Bw om een uittreksel vragen van de papieren die gaan over de overdracht van de vordering. Dit is een onderdeel van de goede trouw van de schuldenaar, wat vooral een belangrijke rol speelt bij de regel aan wie bevrijdend kan worden betaald. Een mededeling is niet genoeg om de goede trouw bij de schuldenaar aan te nemen, zegt art. 6:34 lid 1 Bw. Dit artikel beschermt wel tegen de schuldenaar die redelijkerwijs, dus door het nodige onderzoek, mocht veronderstellen dat er overdracht is plaatsgevonden. Is de overdracht niet juist voltrokken, door bijvoorbeeld een verkeerde levering, dan beschermt ook dit artikel de schuldenaar.
Wat gaat mee over met de vordering?
Een vordering die overgaat op een nieuwe rechthebbende gaat in beginsel over zoals de vervreemder deze vordering onder zich had. Afdeling 6.2.1 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek vertelt ons meer over de gevolgen van de overdracht van een vordering. Een belangrijke bepaling daarin is art. 6:142 Bw: nevenrechten gaan mee over op de nieuwe schuldeiser. Hiervan zijn voorbeelden: hypotheekrecht, pandrecht en borgtocht. Deze nevenrechten zijn vaak ook afhankelijke rechten, zegt art. 3:7 Bw.
Let op! Nevenrechten en afhankelijke rechten zijn niet gelijk aan elkaar. Zo zijn er bijvoorbeeld nevenrechten die zonder de vordering over kunnen gaan, terwijl een afhankelijk recht nooit zonder de vordering over kan gaan. Ontbinding, vernietiging of opzegging zijn geen afhankelijke- of nevenrechten en gaan dus niet mee over op de vordering! Ook schadevergoedingsregelingen of het recht van reclame vallen niet onder de afhankelijke rechten.
Vaak moeten deze afhankelijke rechten ook worden bewezen, zodat de nieuwe schuldeiser van hun bestaan af weet. Zo bijvoorbeeld bij de overgang van een hyptheekrecht die bij een vordering hoort. Deze kan worden ingeschreven volgens art. 3:17 Bw in de openbare registers. Hierdoor heeft de nieuwe verkrijger ook zekerheid. Hierbij geldt echter nog wel een andere belangrijke regel. Bij de overgang van een vordering mag de schuldenaar er niet slechter op worden, daarom bepaalt art. 6:144 lid 1 Bw dat de voormalige schuldeiser in moet blijven staan voor nakoming van de door hem aangegane verplichtingen tegenover de schuldenaar. Daarnaast bepaalt art. 6:145 Bw dat de overgang van een vordering de verweermiddelen van de schuldenaar onverlet laat. Dit betekent dat de schuldenaar dezelfde verweermiddelen kan aanwenden tegen de nieuwe schuldeisers als tegen de oude schuldeiser.
Verrekening
Wanneer een schuldeiser een vordering heeft op een schuldenaar, kan het zijn dat de schuldenaar op een gegeven moment een vordering op de schuldeiser krijgt. Wanneer dit het geval is, kan de schuldenaar zijn vordering op de schuldeiser verrekenen met zijn eigen schuld, zegt art. 6:127 lid 1 Bw. Dit kan volgens lid 2 alleen als de partijen over en weer elkaars schuldeisers zijn! Art. 6:129 Bw vertelt ons dat de verrekening terugwerkende kracht heeft, het werkt terug tot het moment van ontstaan van de vordering van de schuldenaar op de schuldeiser. Wanneer de vordering echter gecedeerd wordt voordat de schuldenaar een opeisbare vordering op zijn schuldeiser krijgt, is in beginsel geen verrekening mogelijk. Er is nu immers een andere schuldeiser waardoor partijen niet meer over en weer elkaars schuldeisers zijn. Art. 6:130 Bw kan hier misschien iets tegen doen. Als de vordering van de schuldenaar opeisbaar wordt tegenover zijn schuldeiser voordat cessie heeft plaatsgevonden, dan kan er verrekend worden. Wanneer de vordering echter al wel op de juiste manier is gecedeerd, is verrekening moeilijker. Als in dit geval de vordering al voor de cessie opeisbaar was, maar nog niet is verrekend, mag de schuldenaar na de cessie nog steeds verrekenen, zegt art. 6:130 Bw. Dit komt, omdat cessie de positie van de schuldenaar niet mag verslechteren en dus is verrekening mogelijk. Stel: er is al gecedeerd en er was nog geen opeisbare vordering van de schuldenaar tegenover de schuldeiser voor de cessie. Kan de schuldenaar dan nog steeds met zijn oude schuldeiser verrekenen? Eigenlijk kan dit niet. Toch maakt art. 6:130 hierop een uitzondering voor de schuldenaar. Blijkt dat de vordering van de schuldenaar op de schuldeiser uit dezelfde rechtsverhouding te zijn ontstaan als de tegenovergestelde vordering, mag er toch nog worden verrekend! Denk hierbij bijvoorbeeld aan wanprestatie bij de uitvoering van een overeenkomst waaruit de eerste vordering is ontstaan.
Derdenbescherming
Ook de nieuwe verkrijger van een vordering heeft recht op bescherming. Wanneer bijvoorbeeld door een beschikkingsonbevoegde is geleverd, is de vordering in zijn geheel niet overgegaan omdat niet is voldaan aan de drie vereisten van overdracht, zegt art. 3:84 lid 1 Bw. De bescherming die een derde kan krijgen is die van art. 3:88 lid 1 Bw. Hierin staan belangrijke vereisten waaraan de derdeverkrijger moet voldoen om bescherming te krijgen. De belangrijkste is, dat de beschikkingsonbevoegdheid moet zijn ontstaan door de ongeldigheid van een vroegere overdracht die niet het gevolg mag zijn van de beschikkingsonbevoegdheid van de eerdere vervreemder. Daarnaast moet er ook nog gekeken worden naar de eis van art. 3:94 lid 3 Bw: de verkrijger kan pas een beroep doen op art. 3:88 lid 1 Bw, als er mededeling is gedaan aan de schuldenaar en als de verkrijger te goede trouw is!