Succes: ploeteren, talent of geluk?
Waaruit komt succes voort? Kan het zijn dat succes je moeiteloos aan komt waaien dankzij natuurlijke gaven? Of is het mogelijk dat je je droom realiseert dankzij puur ploeteren, en met een minimum aan talent?
‘Ze heeft er niet eens iets voor hoeven doen, die geluksvogel’, is een mogelijke binnensmondse reactie als een collega een mooie promotie maakt – met name natuurlijk wanneer de druiven zuur zijn, en de genoemde spreker zelf die promotie aan haar of zijn neus voorbij ziet gaan. In zo’n geval, en feitelijk in veel gevallen, wordt succes toegedicht aan de ‘aanwaaifactor’: ofwel omstandigheden, ofwel, en dat is logischer, een talent. Talent is aangeboren, zo luidt een mogelijke theorie. Je krijgt het mee bij je geboorte en plukt er de vruchten van. Maar is dat wel zo? Een interessante en altijd actuele vraag, die onlangs weer eens van stal werd gehaald door het Nederlandse carrieremagazine Intermediair. Boeiend is het onderzoek van psycholoog Anique de Bruin voor de Erasmus Universiteit dat daarbij wordt aangehaald, uitgevoerd voor de Koninklijke Nederlandse Schaakbond, bedoeld om uit te zoeken of je het gedrag van jonge talentvolle schakers kon voorspellen: een groep die voortijdig uitviel bij een trainingsprogramma voor jong talent, versus een groep die doorging. Wat bleek? Bij het uitvallen was talent niet de beslissende factor, maar wel de tijd en moeite die de jonge schaker door de bank genomen had geinvesteerd.
Talent versus ploeteren
We hebben ze allemaal weleens ontmoet: degenen die op school of op het werk nauwelijks een vinger hoefden uit te steken, maar wel betere resultaten haalden dan de ploeteraars. Voor we besluiten dat hier sprake is van ongelijke start of zelfs onrechtvaardig toebedeeld zijn door Moeder Natuur, is het zaak om verder te kijken. Dat studiewonder uit je jeugd zou tot je verrassing weleens in een frietkraam kunnen werken, anno nu. Hi-potentials uit je eigen omgeving verzaken opeens hun carriere en beginnen een kippenboerderij in Zuid-Frankrijk. Daargelaten de vraag of het ex-studiewonder of de kersverse kippenboer zich daar wellicht gewoon prima bij voelt, is het nu even interessanter om je af te vragen, of het wel altijd zo’n voordeel is, zo’n groot natuurlijk talent. Wie veel natuurtalent heeft, ontbreekt het namelijk vaak aan de ploeterfactor, of liever gezegd, de wens om iets van zichzelf te geven om een doel te bereiken. Je hoeft weinig moeite te doen om iets moois neer te zetten, en voor je het weet, doe je zelfs die kleine moeite niet eens meer. Onder docenten is het een veelgebruikte stelregel: wie weinig talent heeft kan tot op zekere hoogte compensatie bieden door hard werken – wie geen werklust heeft, zou weleens bedrogen kunnen uitkomen door puur op talent te proberen te varen. Anders gezegd: talent is mooi, maar het gaat erom of je ermee aan de slag gaat. Sterker nog, het kan nog weleens beter zijn om een middelmatig talent te combineren met veel werklust en doorzettingsvermogen, dan een groot talent met een minder grote ‘ploeterfactor’.
Kneed je talent
Wellicht ken je de voorbeelden van wonderkinderen, die op zeer jonge leeftijd al grote talenten tonen – maar daarbij vaak wel afkomstig zijn uit een voor de ontwikkeling van hun talent vruchtbaar nest, of door de ouders stevig zijn gestimuleerd of zelfs gestuurd. Wat te denken van een uk van vier, die door de ouders continu ‘gevoerd’ wordt met klassieke pianoconcerten, in de hoop dat een nieuwe Mozart opstaat? Hoe verklaar je dat mensen die opgroeien in een gezin van beroemde carrieremakers, op hun beurt vaak ook een soortgelijke carriere van de grond krijgen? Ja, talent is een factor. Maar het ‘kneden’ van de menselijke vaardigheden ook. Kun je dat principe wellicht ook verder voeren, door talent te doen ontstaan: er een voedingsbodem voor aan te leggen en vervolgens veel tijd en moeite te investeren? Er zijn al hersenkenners die beweren dat onze menselijke vaardigheden sterker te beinvloeden zijn dan we denken....ook hier is ‘nurture’ versus ‘nature’ een intrigerende wetenschappelijke vraag, waarop we het uiteindelijke antwoord nog lang niet kennen.
Wensen, wensen, wensen
Een hoopvolle voorlopige conclusie dus. Je bent niet óf een geluksvogel met aangeboren talent, of een ploeteraar die de hoogste regionen voorgoed kan vergeten. Slagen in wat je wilt bereiken hangt ook sterk af van je inzet, je bereidheid om je persoonlijke vaardigheden en hulpbronnen in dienst te stellen van het doel dat je voor ogen hebt. Maar hoe je de kwestie ‘talent versus ploeterfactor’ ook wendt of keert, een ding staat boven water. Met of zonder groot aangeboren talent, is er één factor die onmisbaar is bij het slagen op welk vlak van je leven ook. Dat is passie, je ware wens. ‘Willen is kunnen’ is niet voor niets het spreekwoord. Voordat je je als een wilde stort op het ontwikkelen van een bepaalde vaardigheid of het nastreven van een bloeiende carriere, is dat de vraag om jezelf te stellen: wat is mijn ware wens? Waar ligt mijn hart en ziel? Vergeet daarbij niet de belangrijke check te doen die voortkomt uit de vraag ‘waar zou ik het echt voor doen, als ik diep in mijn hart kijk?’ Ofwel, zorg dat het wel om je ware wens gaat. Als het je gaat om het eindelijk verwerven van de goedkeuring van je ‘geslaagde’ ma of pa zodat hopelijk je minderwaardigheidscomplex in rook opgaat, of om hele bergen geld die je innerlijke, niet te dempen armoedebesef zouden moeten doen verdwijnen, laat het project dan maar zitten. Maar als het is wat je echt wilt, wat je denkt te kunnen bijdragen, waarin je denkt jezelf, je inspanningen en je talenten kwijt te kunnen, dan heb je al de eerste stap van die levensreis gezet: je bent gemotiveerd. En dan zou overigens als klap op de vuurpijl weleens kunnen blijken dat het met dat ploeteren erg meevalt: mensen die leren om niet (meer) vanuit een kramp richting prestatie of manifestatie te werken, maar vanuit hart en ziel doelen na te streven, merken tot hun blije verwondering ergens onderweg dat ploeteren geen ploeteren meer is, maar geinspireerd handelen vanuit je wens. Ware wens gevonden? Bereid om je talenten te ontwikkelen, en je in te zetten? Ga ervoor!
Astrid Maria Boshuisen schreef het boek ‘Mijn geluk maak ik zelf wel, psychosurvivalgids voor vrouwen’ ( uitgeverij Het Spectrum, niet meer verkrijgbaar).