Liever lui: nietsdoen op je werk?
‘Liever lui, de kunst van effectief nietsdoen op het werk.’ Ogenschijnlijk vraagt de titel van deze recente Franse bestseller van Corinne Maier erom, met een korrel zout genomen te worden. Allemaal grappen dus? Nee, er is wel degelijk sprake van een onderliggende serieuze boodschap.
“Liever lui, de kunst van het effectief nietsdoen op het werk”. Het is de provocerende titel van een opmerkelijk boek van Corinne Maier. Deze Franse econoom en psychoanalytica dreigde door haar werkgever, een groot bedrijf, ontslagen te worden vanwege dit boek. Maar: in Frankrijk, het land van oorsprong, werd het een bestseller. Ook wereldwijd laat het inmiddels het nodige stof opwaaien. De teneur van het boek is: het bedrijfsleven is failliet als het gaat om de werkelijke waarden in het leven, dus laten we maar gewoon doen of we het spel meespelen, en het er intussen lekker van nemen. Bijvoorbeeld door een dikke stapel dossiers in de loop van de dag van de ene kant van je bureau naar de andere te schuiven. Een ironische, dubbele boodschap. Want in de hoofdmoten van het boek is heel wat interessants te vinden voor persoonlijk gebruik. Wie wil er nou echt zinloze dingen doen voor een zinloos bedrijf? Als je het bedrijfsleven leuker wilt maken, begin je toch gewoon vast bij jezelf? Hier een selectie van drie stellingen uit 'Liever lui' – en de verborgen boodschap waarmee je zelf aan de slag kunt.
Stelling 1: het bedrijfsleven spreekt in onbegrijpelijke taal en eufemismen
Schrijfster Maier stelt, dat het bedrijfsleven zich van steeds onbegrijpelijkere taal bedient, en allerlei eufemismen gebruikt om wanpraktijken te verhullen. Als er bijvoorbeeld wordt gezegd dat een bedrijf ‘banen herwaardeert’ dan verdwijnen ze. Als het het heel vaak heeft over ethiek, gaat daarachter het feit schuil dat het bedrijf eigenlijk helemaal nergens meer in gelooft. Enzovoort.
Stof tot nadenken bij stelling 1
Ooit zei een koning: ‘De staat, dat ben ik.‘ Om dat gezegde van een variant te voorzien: het bedrijf, dat zijn wij. Het is een sterke wereldwijde trend om de nietsontziende geldzucht van grote bedrijven aan de kaak te stellen; lang heeft van alles in het duister kunnen plaatsvinden, nu komt steeds meer aan het licht. Maar, als je het persoonlijk maakt, kun je je afvragen: waar sta ik in dat opzicht? Gebruik ik ook weleens bewust of onbewust onbegrijpelijke taal, omdat er zo veel in mijn bedrijf zijn die dat al doen, of omdat ik denk dat het moet, of hoort. En, voor de heel eerlijke zielen onder ons: gebruik je wellicht weleens moeilijke of bedekkende taal om een niet zo heel mooie bedoeling of gang van zaken toe te dekken? Weinig mensen zullen bestrijden dat het een goede zaak is dat ooit zo oppermachtige en onaantastbaar lijkende multinationals door het grote publiek aan de kaak gesteld worden. Maar van de acties van een ander kunnen we altijd zelf leren. Kortom: het is niet gek om je eens af te vragen of je taal duidelijker of eerlijker kan. Bovendien zal het blijken dat je meer voldoening uit je omgang met anderen haalt. En misschien zelfs de grote motivator wordt voor een eerlijkere, meer stimulerende bedrijfscultuur.
Stelling 2: het gaat alleen nog om de poen
Het gaat in het bedrijfsleven alleen nog om de poen, zegt Maier; maar dat mag niet gezegd worden, het is platvloers, en taboe. Het winstbejag wordt dus toegedekt met nettere termen als rendabiliteit en omzet. Zit dat voor werknemers anders? Maier: “Ooit heb ik in een vergadering durven zeggen dat ik alleen maar op het werk kwam omdat de schoorsteen moest roken. Er viel een pijnlijke totale stilte van 15 seconden en iedereen keek gegeneerd voor zich uit.”
Stof tot nadenken bij stelling 2
Wat doen al die topmanagers met dat geld? Dure Mercedessen en mobieltjes kopen, aldus Maier. Dingen die leiden tot de managersblues: zo veel spullen, aanzien en een penthouse met uitzicht, maar waar doe je het voor? Je voelt de vraag al aankomen. Ook hier kunnen we ons weer spiegelen aan andermans gedrag. Want, waar werken we zelf voor? Akkoord, je mag best geld willen voor je bloed, zweet en tranen – dat is logisch en gerechtvaardigd. Maar verlies je zelf nooit het perspectief uit het oog? Hoe zit het met jouw gevoeligheid voor nutteloos hebbeding en statussymbool? Weet je nog altijd dat je werkt om te leven en niet andersom? Zie je nog altijd in dat je een bijdrage te leveren hebt? Of dat nu is aan geliefden die van jouw werk kunnen eten, of aan het bedrijf zelf, in welke vorm ook – misschien alleen al omdat het de zeep maakt waarmee de halve stad zich wast? Het feit dat ons werken in een bedrijf vragen oproept over onszelf – als we dat aandurven – is een teken aan de wand. Wie werkt, is betrokken. Wie werkt, draagt bij. Kán bijdragen. Al is het maar met een bemoedigende glimlach ’s ochtends voordat je met z’n allen aan een lastige klus begint.
Stelling 3: de houdbaarheidsdatum van de arbeider verstrijkt snel
Er is, aldus Maier, een verborgen reden waarom het bedrijfsleven zich zo graag van een toevloed van jonge werknemers voorziet. Het gaat er niet alleen om dat ze lenig van geest en lichaam zijn, vol jeugdige kracht en nog wat van die clichés die voorbijgaan aan de rijpere waarden in het bedrijfsleven (bestendigheid, wijsheid, productiviteit door weloverwogen werken enzovoort). Die verborgen reden is dat jonge mensen nog geloven in wat het bedrijfsleven ze voorspiegelt, en de oudere het allemaal al doorziet voor wat het waard is: weinig.
Stof tot nadenken bij stelling 3
Dat we in het bedrijfsleven te maken kunnen hebben met iets engs als een persoonlijke houdbaarheidsdatum, wordt steeds vaker belicht. Ofwel, het is in deze moeilijker wordende tijden zaak te zorgen dat je je waarde houdt op de arbeidsmarkt, hoe hard die stelling ergens ook klinkt. Maar, ook stelling 3 kan een persoonlijk leermoment opleveren. Want, hoe sta je zelf tegenover ‘bedrijfsmatige’ waarden? Tegenover jeugd of ouderdom? Kun je zelf loslaten wanneer het moet, of liever gezegd, als dat goed is? Of het nu gaat om je spierkracht die met de jaren vermindert, of om de baanzekerheid die inmiddels allang niet meer vanzelfsprekend is? Verbind je je identiteit aan bedrijf, baan of carrière? Wat is je onbewuste zelfbeeld, en wat het bewuste? Wie geef je weer te zijn, en wie ben je?
Tot slot
Toegegeven, het zijn soms zware vragen die hierboven zijn aangesneden. Maar ons dagelijks werk is veel meer dan alleen het dagelijks brood. Waar en hoe je ook werkt, het is relevant voor je hele leven. Je werk is een mogelijke spiegel voor je, en biedt vaak onvermoede kansen op bewustwording. Soms zelfs via de ingang van een boek als ‘Liever lui’, dat werk in veel van de grote bedrijven ogenschijnlijk afdoet als – in de woorden van de schrijver zelf ‘saai, geestdodend en bovenal heel erg zinloos’. Zoals vaak, bedriegt de schijn... net zoals we samen de maatschappij maken, maak je zelf voor een heel wat groter deel dan je dacht je eigen werk.