Rangorde schuldeisers bij faillissement
De rangorde van schuldeisers in het faillissement bepaalt in belangrijke mate de kans op betaling. Hoe hoger de plaats in de rangorde, des te groter de kans dat de schuldeiser betaald wordt.
Faillissement
Een faillissement is een gerechtelijk beslag op alle bezittingen van de failliet ten behoeve van zijn schuldeisers. Er wordt beslag gelegd op het vermogen van de schuldenaar met de bedoeling zijn bezittingen te verkopen en uit de opbrengst de schuldeisers te betalen.
Rangorde van schuldeisers
In een faillissement is de volgorde waarin de schuldeisers worden uitbetaald zeer belangrijk, omdat de schuldeisers samen veel meer geld van de schuldenaar tegoed hebben dan er feitelijk te verdelen valt. Het uitgangspunt is dat alle schuldeisers gelijke rechten hebben (art. 3: 277 BW), ten zij de wet een schuldeiser voorrang verleent.
Schuldeisers met voorrang
Schuldeisers met een voorrangsrecht hebben de eerste rechten als de boedel van de failliet wordt verkocht. De voorrangsrechten staan in art. 3: 277 in het BW.
Rangorde van schuldeisers bij faillissement
De vordering die de schuldeiser heeft op de schuldenaar bepaalt de plek in de rangorde. De rangorde van schuldeisers is als volgt:
1. Pand – en hypotheekhouders, oftewel separatisten
Zij blijven buiten het faillissement. Bank- en hypotheekhouders mogen hun rechten uitoefenen alsof er geen faillissement is.
2. Boedelschulden of boedelvorderingen
Dit zijn schulden die zijn ontstaan in de periode van het faillissement en rechtstreeks met het faillissement te maken hebben. Het gaat hierbij om het salaris van de curator, de advertentiekosten en de kosten van taxatie van het vermogen. De wet bepaalt wanneer er sprake is van een boedelschuld. Deze schulden hebben voorrang boven alle andere schulden.
Preferente vorderingen
Schuldeisers met een preferente vordering hebben een wettelijk recht op voorrang. Ook binnen de groep van preferente vorderingen geldt een rangorde. Deze groep van preferente schuldeisers is verder uit te splitsen in:
3. Belasting en sociale zekerheid
Als de curator de boedelschulden heeft betaalt, komt de Belastingdienst en de uitvoeringsinstellingen (premies sociale zekerheid) met hun vorderingen. De curator moet deze vorderingen onmiddellijk na de boedelschulden voldoen.
4. Voorrecht op een bepaald goed
Art. 3: 283 BW en verder wijst een aantal schuldeisers aan die een voorrecht hebben op een bepaald goed. Het gaat om schuldeisers die het goed bewerkt hebben, zoals de garage die de auto repareert. Als in een faillissement de auto wordt verkocht, heeft de garagehouder voorrang.
5. Voorrecht op het totale vermogen
Art. 3: 288 BW wijst een aantal schuldeisers aan die voorrecht hebben op het totale vermogen van de schuldenaar.. Het gaat hierbij om de rekening van de begrafenisondernemer, maar ook om achterstallig loon van werknemers. De curator moet deze schuldeisers uitbetalen voor de andere schuldeisers.
6. Schuldeisers met een feitelijk voorrecht
- Verrekening: schuldeisers die hun vordering kunnen verrekenen
- Schuldeisers die een retentierecht hebben
7. Concurrente schuldeisers
Concurrente schuldeisers sluiten de rij met schuldeisers. Zij staan onderaan in de rangorde. Zij hebben geen enkel voorrecht en hebben daarom een zwakke positie in het faillissement, want meestal blijft er weinig tot niets over.
Lees verder