Het ontstaan van geld
Geld, we kennen het allemaal en we hebben het allemaal. De een wat meer dan de ander. De een geeft het sneller uit dan de ander. Maar wat veel mensen niet weten is hoe het begrip 'geld' is ontstaan, het muntgeld, briefgeld en de pinpas. De volgende keer weet je wat je uitgeeft. Eerst was er het muntgeld, dit ontstond vanuit de ruilhandel. De goudsmid gaf in ruil voor grotere bedragen een brief met de waarde van het geld, op deze manier ontstond het briefgeld.
Muntgeld
Vroeger hadden mensen geen geld. Ze maakten dingen, en als ze iets anders wilden, dan ruilden ze dat. Was je een slager, dan kon je een biefstuk ruilen met de bakker, voor drie broden. Het was erg omslachtig, hoeveel was een biefstuk waard? Was je een timmerman, en je had een koets gemaakt. Waar ruil je dat dan tegen? 100 broden?
Mensen gingen steeds verder reizen. Op deze verre reizen kwamen ze mensen tegen die hele andere producten hadden. Ze gingen deze producten ruilen tegen hun eigen producten. Om het ruilen met mensen die verder weg woonden gemakkelijker te maken namen mensen goud en zilver mee. Dit was ook niet handig, het goud moest namelijk steeds opnieuw gewogen worden om de waarde te bepalen. Daarom werden er munten gemaakt. Elke munt was even zwaar, zodat de waarde gelijk was.
Het probleem was dat met deze munten makkelijk geknoeid kon worden. Mensen schaafden een stukje van het randje rond de munt. Het schaafsel wat ze opspaarden gebruikten ze om nieuwe munten te maken. Dit probleem werd opgelost door de munten ribbeltjes te geven aan de zijkant, ook werden er teksten op gezet. Als je aan de zijkant van de munt keek en er stond geen tekst meer op of de ribbeltjes waren weg, wist je dat de munt niet goed meer was.
Briefgeld
Muntgeld is handig voor kleinere bedrag, maar als je de koets van de timmerman wil kopen, heb je een zak met munten nodig. Erg handig is dat niet. Mensen die veel geld hadden gaven hun geld in bewaring bij een goudsmid. De goudsmid gaf daarvoor in ruil een brief waarop stond hoeveel goud ze hadden ingeleverd, de naam van diegene die het geld had ingeleverd stond er op zodat boeven niks met de brieven konden doen. Er hoefde geen naam op de briefjes te staan. Iedereen die dan dat briefje inleverde bij de goudsmid kreeg zijn geld. Die briefjes konden aan iedereen worden gegeven: briefgeld is een feit.
De goudsmid kreeg steeds meer muntgeld. Hij ging geen brieven meer uitdelen maar briefgeld. Hij werd een bankier. Maar elke kleine bank had zijn eigen briefgeld. De briefjes konden gemakkelijk worden nagemaakt. De overheid moest ingrijpen.
De overheid stelde een bank aan: de centrale bank. Deze bank kocht al het muntgeld in van bankiers. Deze bankiers kregen daarvoor in de plaats briefgeld. Dit briefgeld was bij iedereen gelijk. Deze briefjes hadden een vaste waarde en als je wilde, kon je bij de centrale bank je goud ophalen.
De bankbiljetten werden ook nagemaakt. Maar dit is een stuk moeilijker dan met muntgeld. In briefgeld zitten namelijk allerlei technische dingen die het moeilijk maken het briefgeld na te maken. Tegenwoordig wordt muntgeld ook niet meer nagemaakt, omdat de kosten daarvan veel hoger liggen dan de winst.
De pinpas en geldautomaat
De eerste briefgeld uitgifte die leek op onze geldautomaat stamt uit 1939. Hij stond bij de City Bank in New York en was gebouwd door Luther George Simjian. Klanten wilden het apparaat alleen niet gebruiken, daarom werd hij naar zes maanden weer verwijderd. De verdere ontwikkeling van de geldautomaat kwam pas 25 jaar later. John Shepherd-Barron ontwikkelde in 1967 de eerste elektronische betaalautomaat. Hij werd in gebruik genomen bij de Barclays bank in Enfield Town (Noord-Londen).
In 1976 kwamen de eerste geldautomaten in Nederland. De geldautomaten waren van Gemeentegiro Amsterdam. In dat jaar werden ook de eerste pinpassen met magneetstrip en pincode uitgereikt. Deze passen werden toen nog 'geldkaart' genoemd en was zilver met blauwe letters. De geldautomaten konden worden gebruikt door alle klanten van Gemeentegiro Amsterdam.
De pinpas werd steeds populairder, en er kwamen steeds meer geldautomaten bij. De apparaten waren makkelijk voor de klant en de bank, het scheelde beide partijen veel geld. Iets later kon je ook in winkels pinnen.
Lees verder